Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0395/GA, 20 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/395/GA

betreft: [klager] datum: 20 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Grave,

gericht tegen een uitspraak van 28 januari 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij het h.v.b. Grave, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 maart 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvangend vestigingsdirecteur, bijgestaan door [...], juridisch medewerkster, bij de p.i. Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet mogen inzien van en overleg hebben omtrent de inhoud van een selectieadvies naar aanleiding van een verzoek tot overplaatsing.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is van mening dat klager niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Eventuele bezwaren tegen de inhoud en wijze van totstandkoming van het selectieadvies komen aan de orde bij de procedure bij de selectiefunctionaris. Klager heeft
overigens het selectieadvies kunnen inzien nadat dit advies aan de selectiefunctionaris is verstuurd. In dit geval betrof het een verzoek van klager om overplaatsing. Dan vindt er geen overleg plaats met de gedetineerde. De directeur verwijst naar
artikel 4.3.4.1. van de Huisregels van Grave. Daarin staat met betrekking tot de detentiefasering vermeld dat de gedetineerde de mogelijkheid krijgt om het advies in te zien en dat hij zich akkoord kan verklaren met het advies. Daarin staat ook vermeld
dat de selectiefunctionaris de gedetineerde in staat kan stellen zijn verzoek nader toe te lichten. In dit soort gevallen geeft de inrichting feitelijk alleen maar te kennen of zij al dan niet instemt met het verzoek. Er wordt ook geen groot onderzoek
gedaan voor het opstellen van het advies. Dat is anders als het overplaatsingsvoorstel vanuit de inrichting komt. Bij een horizontale overplaatsing is paragraaf 11 van de Huisregels van toepassing. Het advies wordt altijd in grote lijnen met de
gedetineerde besproken. Het is niet de bedoeling om dan een discussie aan te gaan. In Grave wordt het selectieadvies nooit door de gedetineerde medeondertekend.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wilde graag overleg over het selectieadvies omdat hij daar volgens de huisregels het recht toe heeft. Daarin staat immers vermeld dat bij een overplaatsing het daarvoor gemaakte selectieadvies eerst met de gedetineerde wordt doorgenomen en wordt
ondertekend door de gedetineerde. Dat is in klagers geval niet gebeurd. Klagers belang bij zijn klacht is dat er in het selectieadvies een aantal dingen staan vermeld waarmee klager niet kan instemmen. Weliswaar heeft klager om overplaatsing gevraagd,
maar dat gebeurde min of meer onder druk van het personeel, dat klager liever kwijt wilde. Om problemen te voorkomen heeft klager toen om overplaatsing gevraagd. Klager zou normaal gesproken in Grave hebben willen blijven. Hij verblijft nu in Vught en
wil inmiddels niet meer terug naar Grave. In Vught is een en ander beter geregeld. Het selectieadvies was overigens niet beknopt. Het gaat klager met name om de principiële kant van de zaak. De directeur van Grave heeft niet voldaan aan het gestelde
in
de huisregels. Klager is daarom van mening dat het beroep van de directeur ongegrond moet worden verklaard en dat hij een tegemoetkoming moet krijgen voor het door hem ondervonden ongemak.

3. De beoordeling
De beroepscommissie verstaat het beklag in die zin, dat dit uitsluitend is gericht tegen de wijze van totstandkoming van het selectieadvies.
In artikel 4.3.4.1. van de Huisregels van het h.v.b. Grave staat, voor zover hier van belang, vermeld dat de gedetineerde over het selectieadvies zal worden geïnformeerd, dat de gedetineerde inzage krijgt in het selectieadvies en dat aan de
gedetineerde
de ruimte wordt geboden om aan te geven of hij het al dan niet eens is met het inrichtingsadvies. In dat artikel van de Huisregels staat niet vermeld dat dit artikel exclusief zou zien op die gevallen waarbij een selectieadvies wordt opgesteld en er
géén sprake is van een, al dan niet horizontaal, overplaatsingsverzoek. Gelet daarop had aan klager, voorafgaand aan het vaststellen van het selectieadvies en het toezenden daarvan aan de selectiefunctionaris, inzage moeten worden verleend en de
mogelijkheid moeten worden geboden om aan te geven of hij met de inhoud van dat advies al dan niet kon instemmen. De omstandigheid dat omtrent inzage van en instemming met dat selectieadvies niets staat vermeld in paragraaf 11 van de Huisregels, waarin
bepalingen zijn opgenomen omtrent (onder meer) overplaatsingsverzoeken, kan daaraan niet afdoen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met het voorschrift van artikel 4.3.4.1. van de Huisregels. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden
verklaard
en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Het daartoe strekkende verzoek van klager zal daarom worden afgewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie wijst het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming aan klager af.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven