Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0288/GA, 20 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/288/GA

betreft: [klager] datum: 20 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 maart 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B. Anik, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet door de directeur nemen van maatregelen naar aanleiding van (tot drie keer toe) diefstal van kleding van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager spreekt de Nederlandse taal onvoldoende. Klagers raadsvrouw heeft aangegeven dat zij, aangezien zij de Nederlandse en Turkse taal beheerst, hetgeen ter zitting naar voren wordt gebracht zal vertalen. Klager is sinds 2003 gedetineerd. Hij is
indertijd vanuit de p.i. Roermond overgeplaatst naar de locatie Sittard. Klager heeft toen alle eigendommen meegenomen naar Sittard. Omdat er onvoldoende kastruimte was, lag alles uitgestald in zijn verblijfsruimte. Op enig moment is klager gaan
douchen
en zag hij, toen hij naar zijn verblijfsruimte terugkeerde, dat er een persoon bij zijn cel liep met een en ander onder zijn shirt. Klagers celdeur was tijdens het douchen niet afgesloten. Dat gebeurt in principe nooit. Op dat moment heeft klager niet
gereageerd naar die persoon. Hij zag dat die persoon goederen in de wasmachine gooide. Een en ander is drie keer voorgevallen. Na de eerste keer heeft klager een en ander gemeld bij een medewerker. Vervolgens werd klager als verrader bestempeld door de
medegedetineerden. Nadat er nog twee keer goederen van klager waren weggenomen, was voor klager de maat vol. Klager moet nog langere tijd in detentie verblijven en wil daarom alles volgens de regels doen. Het betrof bij de personen die klager ervan
verdenkt spullen van hem te hebben gestolen, mensen die maar kort in de inrichting verbleven. De directeur heeft nooit iets ondernomen naar aanleiding van klagers meldingen over de diefstallen. Hij heeft toen overigens gezien dat andere gedetineerden
met zijn kleding liepen. Klager heeft overigens inmiddels wel een eigen kast. Nadat klager gemeld had dat er spullen gestolen waren, is hij bedreigd en hem is toen gezegd dat hij het wel zou merken. De directeur stelt dat hem niets verweten kan worden.
Klager betwist dit. Hij is van mening dat een en ander onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. Doordat de celdeuren niet afgesloten konden worden, is er sprake van onvoldoende zorgvuldig handelen door de directeur. Die onzorgvuldigheid mag
niet worden afgewenteld op de gedetineerde. Klager heeft de persoon die hij verdacht van de diefstal aangewezen. Dat was iemand die al eerder diefstallen had gepleegd en daarnaast verslaafd was aan verdovende middelen. De omstandigheid dat die persoon
een heel andere maat had dan klager, doet daaraan niet af. Mogelijk heeft hij die kleding immers weggenomen om te verhandelen of te ruilen. Volgens de beklagcommissie zou de directeur onderzoek hebben verricht. Voor klager is volstrekt onduidelijk op
welke wijze dat onderzoek heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat de gehoorde gedetineerden ontkend hebben, mag niet doorslaggevend zijn. Klager heeft duidelijk aangegeven welke kledingstukken hij mist. Als er goed onderzoek had plaatsgevonden,
zouden die kledingstukken wel boven water zijn gekomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft bij het personeel gemeld dat kleding van hem uit de verblijfsruimte was verdwenen. De directeur heeft daar onderzoek naar laten doen. Uit dat onderzoek is niets naar voren gekomen met betrekking tot die kleding. De directeur gaat er niet
zonder meer vanuit dat er kleding gestolen is. Binnen de inrichting ruilen de gedetineerden vaker kleding of geven die aan andere gedetineerden. Sinds kort kunnen de gedetineerden in de locatie Sittard zelf hun celdeur afsluiten. Tot die tijd stonden
de
deuren veelal open. Ook tijdens het douchen worden die deuren meestal niet gesloten. Klager had het personeel kunnen vragen om de deur te sluiten. Dat wordt door de gedetineerden echter veelal te omslachtig gevonden. Dat geldt overigens ook voor het
personeel. Indien de directeur van mening was geweest dat hij aansprakelijk was voor de vermissing, zouden die goederen aan klager worden vergoed. In dit geval heeft de directeur die mening niet. Overigens zijn de door klager genoemde kledingstukken
bij
het onderzoek nooit aangetroffen bij andere gedetineerden. Hun verblijfsruimtes zijn doorzocht. Voor de directeur is het niet mogelijk een sluitende registratie van eigendommen van de gedetineerden bij te houden. Er is immers vaak sprake van ruiling
van
goederen door gedetineerden onderling. Ook gebeurt het vaker dat kleding wordt weggegeven.

3. De beoordeling
Ter beoordeling staat de vraag of de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld bij de behandeling van klagers klacht over de (vermeende) diefstal van kleding uit zijn verblijfsruimte. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat de
directeur
naar aanleiding van klagers meldingen over diefstal uit zijn verblijfsruimte een nader onderzoek heeft ingesteld maar dat dit onderzoek niet het door klager verwachtte resultaat heeft opgeleverd. Dat rechtvaardigt niet de conclusie dat dit onderzoek
daarom onzorgvuldig zou zijn uitgevoerd. Klagers meldingen zijn onderzocht en een door klager genoemde gedetineerde is gehoord en zijn verblijfsruimte is onderzocht. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de directeur voldoende zorgvuldig heeft
gehandeld. De omstandigheid dat de deur van klagers verblijfsruimte (steeds) niet was afgesloten, kan niet tot een ander oordeel leiden. Klager had daarin een eigen verantwoordelijkheid. Hij had aan het afdelingspersoneel kunnen vragen om die deur af
te
sluiten als hij ging douchen. Door dat, zoals verklaard ter zitting, na te laten, heeft klager zichzelf blootgesteld aan het risico dat zijn verblijfsruimte buiten zijn aanwezigheid kon worden betreden. Hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover een
en ander is komen vast te staan – kan daarom niet leiden tot een andere oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven