nummer: 10/151/GA
betreft: [klager] datum: 26 april 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 14 januari 2010 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2010, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de gevangenis De Schie, en [...],
afdelingshoofd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het beledigen en intimideren van personeel en het feit dat klager niet gehoord is voorafgaand aan de strafoplegging.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De celdeur was dicht en de enige manier om te communiceren is door het luikje. Klager sprak tegen een andere gedetineerde. De feiten zijn onjuist weergegeven. Klager heeft in het algemeen gezegd dat ‘ze allemaal kakkerlakken zijn’. Dat was niet gericht
tegen de piw-ster. De piw-ster maakte telkens de celdeur open en klager heeft toen met stemverheffing gezegd dat ze een opleiding moest volgen. Er is een verhoogde drempel en daarop past precies een slipper. De slipper is toen tussen de deur gekomen,
maar klager had dat niet in de gaten. De deur ging daardoor niet dicht. Klager was boos. Hij wilde zijn advocaat bellen en dat mocht niet. Er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. Er is een straf opgelegd en daarna is gevraagd wat klager daarvan
vond.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De kamer van het afdelingshoofd is vlakbij klagers cel. Het afdelingshoofd heeft alles gehoord, deels ook wat in het verslag staat. Gedetineerden horen zo niet met het personeel om te gaan. Ook heeft het afdelingshoofd gezien dat de piw-ster de celdeur
niet dicht kreeg.
3. De beoordeling
Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting kon de directeur in redelijkheid een disciplinaire straf opleggen. Als de directeur hierbij heeft aangegeven welke straf hij wilde opleggen, dan betekent dat niet dat klager niet de gelegenheid heeft
gekregen zijn zienswijze daarover aan de directeur kenbaar te maken. Gezien het vorenstaande is niet gebleken van schending van de hoorplicht als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Pbw. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 april 2010.
secretaris voorzitter