Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0249/GA, 27 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/249/GA

betreft: [klager] datum: 27 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Baijens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 januari van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2010, gehouden in de locatie De Berg van de p.i. Arnhem, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Baijens, gehoord.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een klager op 17 november 2009 opgelegde disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel vanwege het aantreffen van contrabande tijdens een celinspectie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft een scheerapparaat en een tondeuse. Hij gebruikt geen scheermesje. Evenmin maakt hij streepjes in zijn wenkbrauwen. Klager heeft
nooit geweten dat de mesjes op zijn cel lagen. Hij heeft ze er niet neergelegd. De tandenborstel waar over gesproken wordt had hij al in de eerdere inrichting van verblijf. Klager gebruikt deze om zijn scheerapparaat en tondeuse schoon te maken. Het
klopt dat de tandenborstel aan het uiteinde verbrand is. Dit heeft een medegedetineerde een keer gedaan toen hij door klager geknipt werd. Er zit geen punt aan of gleuf in. De opening aan het uiteinde is alleen door het smelten kleiner geworden.

Wat er bedoeld wordt met gemanipuleerde/geprepareerde tandenborstel is dan ook niet duidelijk. De protocollen met betrekking tot de controle voorafgaand aan het ingebruik nemen van een cel door een gedetineerde zijn niet gevolgd. Dit mag klager niet
worden aangerekend.
De gevolgen van de opgelegde straf zijn zwaar voor verlof en studiemogelijkheden.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Tijdens de zitting van de beklagcommissie zijn de desbetreffende voorwerpen meegenomen. De beklagcommissie heeft zelf kunnen constateren dat de tandenborstel en de scheermesjes waren geprepareerd. Met de tandenborstel en het aangetroffen scheermesje is
het mogelijk een steekwapen te vervaardigen. Dit is een ernstige bedreiging van de veiligheid binnen de inrichting. Dat klager met de aanwezigheid van het scheermesje niet bekend zou zijn, doet niet terzake, nu hij verantwoordelijk is voor hetgeen op
zijn cel wordt aangetroffen.

3. De beoordeling
Ingevolge paragraaf 2.2 van de huisregels p.i. Leeuwarden dient bij binnenkomst een piw-er tezamen met de gedetineerde de celinventaris te controleren. Daarna ondertekenen beiden de inventarislijst. Uit de stukken, noch het verhandelde ter zitting valt
op te maken of er van een controle van de celinventaris als hier bedoeld sprake is geweest. Daarbij is klager aanvankelijk niet verteld waar de mesjes waren aangetroffen. Pas in de op 8 januari 2010 opgemaakte mededeling blijkt dat de mesjes zijn
aangetroffen boven op een kledingkast.
Nu een inventarislijst ontbreekt en niet is vast te stellen of de controle op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgehad, valt niet uit te sluiten dat de mesjes op de kast hebben gelegen op het moment dat klager in de cel werd geplaatst. Onder die
omstandigheden kan klager, die relatief kort in de inrichting verbleef, niet verantwoordelijk worden gehouden voor de op zijn cel aangetroffen voorwerpen.
De door klager afgelegde verklaringen met betrekking tot zijn tandenborstel worden niet onaannemelijk geacht.
Op grond van het vorenstaande zal klagers beroep gegrond worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. M. Kooyman en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 27 april 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven