Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0457/GB, 26 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/457/GB

Betreft: [klager] datum: 26 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zonder regimair verlof afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 november 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep, voor zover hier van belang, als volgt toegelicht.
Een b.b.i.+ is speciaal bedoeld voor gedetineerden die niet meewerken aan het Terugdringen Recidive (TR)-traject. Het is dan onrechtvaardig en onzin om hiernaar te verwijzen en op grond daarvan plaatsing in de b.b.i.+ af te wijzen.
De selectiefunctionaris voegt in zijn brief van 11 februari 2010 een aantal redenen voor afwijzing toe. Deze zijn niet van toepassing nu deze niet al in de beslissing van 12 januari 2010 werden genoemd. Bovendien zijn het ongeldige redenen. Klager is
namelijk geen eenling, hij heeft goed contact met zijn medegedetineerden. Bovendien vraagt hij zich af volgens welke wet een eenling niet naar een b.b.i.+ mag. Verder vraagt hij zich af volgens welke wet het verplicht is bezoek te krijgen om in
aanmerking te komen voor plaatsing in een b.b.i.+. Daarnaast stelt klager dat hij niet gedwongen mag worden afstand te doen van zijn zwijgrecht en stelt hij dat er geen wet is die zegt dat gedetineerden met een bepaalde soort verdenking niet in
aanmerking komen voor een b.b.i.+. Klager verzoekt om zijn volledige dossier, omdat het niet eerlijk is dat de afwijzing gebaseerd is op stukken waar hij geen inzage in heeft. De verdediging heeft recht op alle stukken. De regels van een eerlijke
positie blijven gelden.
Klager ervaart de afwijzing van plaatsing in de b.b.i.+ als een extra ofwel zwaardere straf. Daarbij geldt dat klager inkomen en educatiemogelijkheden verliest.

Door klagers raadsvrouw is daaraan het volgende toegevoegd.
Het TR-programma kent geen basis in de wet in formele zin. Wel gaat van het ‘Draaiboek samenwerking Terugdringen recidive’ normerende werking uit. Eén van de uitgangspunten van TR is dat het niet meedoen aan een TR-traject voor de gedetineerde als
consequentie heeft dat de detentiefasering niet verder gaat dan een b.b.i. zonder verlof. De beroepscommissie heeft in 2006 overwogen dat “het enkele feit dat klager weigert om deel te nemen aan het TR-traject, volgens het programma TR niet tot gevolg
hoeft te hebben dat hij om die reden niet in aanmerking kan komen voor plaatsing in een BBI”. De beroepscommissie heeft reeds uitgemaakt dat de wet aan de gedetineerde niet de verplichting oplegt om mee te werken aan de TR.
Uit artikel 3, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden blijkt slechts dat voor plaatsing in een b.b.i met regimegebonden verlof geen gedetineerden in aanmerking komen die deelname weigeren aan het TR-traject.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Gezien klagers leeftijd en het delict werd op verzoek van de inrichtingspsycholoog besloten klager op een luwteafdeling te houden. Klager had tevens aangegeven last te hebben van claustrofobische klachten. In het selectieadvies wordt aangegeven dat
klager geschikt is voor plaatsing in een normaal beveiligde inrichting met een kleine setting. Op 2 maart 2009 werd klager geselecteerd voor de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht met de aanbeveling om hem daar onder te brengen op de
luwteafdeling.
De p.i. Dordrecht adviseerde negatief op het verzoek van klager om te worden overgeplaatst naar een b.b.i. zonder regimair verlof. Dergelijke inrichtingen kennen een regime van algehele gemeenschap met meerdere personen in één verblijfsruimte.
Gedetineerden met psychische stoornissen, kwetsbare en verslaafde gedetineerden zijn in principe minder geschikt voor deze differentiatie.

3.3. Namens klager is hierop als volgt gereageerd.
Klager wenst graag te worden geplaatst op een eenpersoonscel. Door gedragsdeskundigen is ook geadviseerd klager op een rustige afdeling te plaatsen, gelet op zijn claustrofobische klachten, leeftijd en zijn delict.
Waar de selectiefunctionaris stelt dat de b.b.i.’s een regime van algehele gemeenschap kennen met het gebruik van meerdere personen in één verblijfsruimte, stelt klager dat in de p.i. Veenhuizen, locatie Groot-Bankenbosch, daarvan geen sprake was. Daar
konden gedetineerden geplaatst worden op een eenpersoonscel. Klager gaat er dan ook vanuit dat dit wellicht ook mogelijk is binnen een andere p.i.

4. De beoordeling
De selectiefunctionaris geeft onder meer aan dat klager omdat hij thans wegens zijn persoonlijke problematiek verblijft op een luwteafdeling, niet geschikt is voor overplaatsing naar een b.b.i. zonder regimair verlof en dat klager wegens het feit dat
hij TR-weigeraar is niet in aanmerking komt voor detentiefasering. Waar het de detentiefasering betreft, moet gelet op artikel 3, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden worden aangenomen dat de
detentiefasering bij weigering van TR zijn grens kent bij een b.b.i. zonder regimair verlof. Waar het de persoonlijke problematiek van klager betreft, die ertoe zou dwingen dat hij in een eenpersoonskamer verblijft, is niet weersproken dat een
gedetineerde in een b.b.i. zonder regimair verlof in een eenpersoonskamer kan verblijven.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is gelet hierop onvoldoende gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe
beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie merkt op dat hierbij rekening gehouden dient te worden met de mogelijkheden om binnen een b.b.i. zonder regimair verlof
op een eenpersoonscel te verblijven.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 26 april 2010

secretaris voorzitter

Naar boven