Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0262/GV, 1 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/262/GV

betreft: [klager] datum: 1 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 januari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek is voor de tweede maal en op dezelfde gronden als de eerste keer afgewezen. Klager heeft spijt van zijn daden, hij heeft fouten gemaakt. Daarvoor is hij gestraft. Het wordt door het Openbaar
Ministerie echter tegen hem gebruikt om hem binnen te kunnen houden. Klager heeft het delict gepleegd in Maastricht. Zijn verlof wil hij doorbrengen bij zijn familie in Den Haag. Klager zit anderhalf jaar in detentie, over ruim zes maanden mag hij
voorgoed naar huis. Hij mist zijn familie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief advies uitgebracht met betrekking tot klagers verzoek. Reden hiervoor is de ernstige geweldszaak waarvoor klager is veroordeeld en de executie-indicator die erop gezet is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis/ISD Sittard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers functioneren binnen de inrichting en zijn strafrestant.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening vanwege de ernstige geweldszaak en de executie-indicator.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens brandstichting en vernieling. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van een maand te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 augustus 2010.
Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenissen van 33 dagen en 2 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Uit het advies van de gevangenis/ISD volgt dat klagers gedrag in de inrichting goed is. Zijn verzoek is afgewezen omdat sprake zou zijn van de veroordeling in
verband met een ernstige geweldszaak. Uit de stukken valt echter enkel af te leiden dat klager is veroordeeld wegens brandstichting en vernieling. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzende beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt op dat ook niet duidelijk is op welke weigeringsgrond de Staatssecretaris zich beroept. Het beroep zal
daarom gegrond worden verklaard. De Minister van Justitie zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig
voor
het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt de Minister van Justitie op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 1 april 2010

secretaris voorzitter

Naar boven