Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0597/GB, 19 april 2010, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/597/GB

Betreft: [klager] datum: 19 april 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.D.A. van Boom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 mei 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuwegein. Op 4 maart 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van locatie De Schie te Rotterdam, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om te worden geselecteerd voor de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught in verband met het feit dat daar kleinere afdelingen zijn. Voorts meent klager dat één van deze afdelingen is toegespitst op gedetineerden die worden
verdacht van een zedenmisdrijf, maar zijn voorkeur voor de p.i. Vught is niet op dat enkele feit gebaseerd. Het verblijf op een kleinere afdeling betekent meer toezicht. Dit zal kunnen bijdragen aan klagers vrijheid. In de p.i. Nieuwegein is klager
regelmatig bedreigd. De directie droeg geen zorg voor het verzekeren van de veiligheid van klager, reden waarom klager er zelf voor heeft gekozen om op cel te verblijven en geen deel te nemen aan het dagprogramma. Klager geeft aan dat de p.i. De Schie
slechts over één reguliere afdeling beschikt, welke bestaat uit 48 cellen. Daardoor zal er minder toezicht gehouden kunnen worden. Klagers veiligheid wordt zo minder gewaarborgd. Bovendien is er geen interne overplaatsing in geval van incidenten
mogelijk.
De beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Volstaan wordt met een verwijzing naar het feit dat het Openbaar Ministerie bezwaar heeft tegen de overplaatsing. Niet blijkt op basis van welke adviezen is besloten klager niet in de p.i. Vught te plaatsen. De
beslissing op bezwaar heeft de stelling van onvoldoende motivatie niet veranderd, nu hieruit slechts blijkt dat de Advocaat-Generaal heeft verzocht klager in de p.i. De Schie te plaatsen. De reden hiervan is dat er een onderzoek loopt waarbij klagers
betrokkenheid wordt onderzocht. Dit onderzoek vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de Officier van Justitie te Den Haag. Het had derhalve in de rede gelegen klager te selecteren voor de p.i. Haaglanden.
Klager meent dat de selectiefunctionaris geen rekening heeft gehouden met de jurisprudentie ter zake van artikel 15 Pbw. Het betreft hier een zwaarwegend persoonlijk belang van de gedetineerde. Bij een belangenafweging dient de afweging in het voordeel
van klager uit te vallen. Klager stelt dat zijn veiligheid en het verzoek om plaatsing op een kleinere afdeling een zwaarwegend belang opleveren.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 4 maart 2010 in de p.i. De Schie geplaatst. Voorafgaand aan deze plaatsing is de directeur op de hoogte gesteld en weet hij dat hij zorg moet dragen voor een veilige en humane detentie voor klager. Op 9 maart 2010 heeft de
selectiefunctionaris geïnformeerd naar het welzijn van klager. Hieruit is gebleken dat het klager zelf is die met zijn delict te koop loopt bij zowel gedetineerden als personeel. De selectiefunctionaris ziet dan ook geen aanleiding om klager te
verplaatsen. Klager zit gedetineerd voor het plegen van een nieuw strafbaar feit en in die zin zit hij gedetineerd bij het gerecht van vervolging. Mocht het onderzoek in deze zaak zijn afgerond dan kan klager geplaatst worden in een inrichting van zijn
voorkeur.

3.3. Klagers raadsman geeft in een reactie hierop aan dat de selectiefunctionaris aangeeft dat er inmiddels een penitentiair psychiatrisch centrum (p.p.c.) met zedenafdeling in Vught is geopend. Naast de wens van klager om op een dergelijke afdeling
te worden geplaatst, adviseert ook de GZ-psycholoog opname in een p.p.c. Bovendien heeft klager de voorkeur gegeven aan een zeer kleine afdeling.
De selectiefunctionaris geeft aan dat klager zelf te koop loopt met zijn delict. Nergens blijkt wat de bron van deze mededeling is. Feit blijft bovendien dat klager in het verleden ernstig is bedreigd door medegedetineerden.
Op 10 februari 2010 is verzocht om plaatsing in de p.i. De Schie. Klager was in verband met een onderzoek op 8 februari 2010 aangehouden. Na zijn aanhouding en inverzekeringstelling is klager echter niet voorgeleid. Tot op heden is klager ook nimmer
meer verhoord in deze zaak.

3.4. Klager reageert als volgt. Aangegeven wordt dat klager te koop zou lopen met zijn delict. Klager spreekt dit tegen. Hij licht een en ander als volgt toe.
Op 4 maart 2010 is klager aangekomen in De Schie. Na ongeveer vijf minuten stonden de eerste medegedetineerden al voor zijn deuropening met de mededeling dat zij weten wie klager is en van welke zaak hij is. Medegedetineerden hebben diverse vragen over
de zaak gesteld. Klager heeft hier voor zover hij dat kon en wilde antwoord op gegeven. Tegenover het personeel is klager open over de gang van zaken rondom zijn lopende zaak.
Wat klager niet tegenkomt in de brief van de selectiefunctionaris is dat klager zijn cel bijna niet uit komt en niet deelneemt aan de activiteiten. Klager is wel begonnen met arbeid, met lood in zijn schoenen, omdat dit verplicht is. Klager moet
constant achterom kijken, alles in de gaten houden en onder begeleiding overal naar toe lopen. Dit zijn geen humane omstandigheden. Klager wil onbezorgd kunnen bewegen zonder dat hij bang hoeft te zijn dat hem iets aangedaan wordt. Ook zou klager graag
deelnemen aan de sportmomenten zodat zijn rug kan aansterken. Ook durft klager haast niet te gaan douchen.
Klager heeft al zes weken geen contact gehad met de politie voor verhoor.

3.5. Klagers raadsman voegt hier nog aan toe dat de GZ-psycholoog heeft geadviseerd klager te selecteren voor een algeheel regime. Echter: “gelet op de bescherming die hij nodig heeft dient m.i. te worden gedacht aan een EZV of mogelijk een PPC”.
Het feit dat klager bescherming nodig heeft wordt nog eens benadrukt doordat zij stelt: “... mocht blijken dat dit niet voldoende bescherming beidt, dan kan worden gedacht aan een afdeling voor zeer langgestraften en moeilijk plaatsbaren in een PPC ..”.
Aan dit advies is volgens klager voorbij gegaan.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van locatie De Schie te Rotterdam is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager is door de Rechtbank te Zutphen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. Tegen deze uitspraak is klager in hoger beroep gegaan. Deze zaak zal dienen bij het Hof te Arnhem. Klager heeft in het kader van zijn selectie de voorkeur
uitgesproken voor plaatsing in de p.i. Vught omdat daar kleine afdelingen zijn, dan wel een afdeling voor zedendelinquenten is. De selectiefunctionaris heeft bij de plaatsingsbeslissing rekening gehouden met deze voorkeur en klager bij beslissing van 5
januari 2010 geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Vught.
Op 11 februari 2010 heeft de selectiefunctionaris op verzoek van het Openbaar Ministerie een beslissing genomen tot plaatsing in de gevangenis van locatie De Schie te Rotterdam. Dit verzoek, dat via de Advocaat-Generaal van het Ressortsparket Arnhem
werd ingediend, strekt ertoe klager in de buurt van het onderzoeksteam in een zaak waarin klager verdachte is te plaatsen.
Daarbij geeft de Advocaat-Generaal aan dat klager momenteel in voorlopige hechtenis zit voor de zaak die bij het Hof te Arnhem dient.

4.4. Voor zover in de motivering van de bestreden beslissing wordt aangenomen dat klager thans gedetineerd zit voor het plegen van een nieuw strafbaar feit en in die zin gedetineerd zit bij het gerecht van vervolging, is er gelet op de mededeling
van
de Advocaat-Generaal te Arnhem sprake van een feitelijke onjuistheid. Klager zit gehecht voor een hoger beroep dat dient bij het Hof Arnhem, maar is in het belang van een ander onderzoek geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie.
Klager geeft aan zich niet veilig te voelen op een grote afdeling. In de p.i. Nieuwegein werd klager bedreigd. Klager heeft daarom aangegeven graag op een kleine, overzichtelijke afdeling geplaatst te willen worden en bij voorkeur op een afdeling
gericht op zedendelinquenten. Hij gaf hierbij de p.i. Vught aan. Door de GZ-psycholoog wordt aangegeven dat het wenselijk is klager te plaatsen in een extra zorgvoorziening dan wel een p.p.c. Op een grote, onoverzichtelijke afdeling als in de locatie
De
Schie vreest klager voor nieuwe bedreigingen. In de bestreden beslissing wordt weliswaar aangegeven dat klager over zijn delicten heeft gesproken maar is niet ingegaan op klagers stellingen omtrent zijn verblijf op cel.

Door en namens klager is, onweersproken, aangevoerd dat er na zijn aanhouding op 8 februari 2010 geen contact met de politie meer is geweest.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is onvoldoende gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 19 april 2010

secretaris voorzitter

Naar boven