Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3205/GA, 30 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3205/GA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 november 2009 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2010, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [...], stagiaire bij de p.i. Hoogeveen.

Klager heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van drugs.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wordt verweten dat hij bij een medegedetineerde op cel was, waar harddrugs zijn aangetroffen. Deze medegedetineerde had klager verteld dat hij de drugs buiten op de luchtplaats had gevonden. Hij had klager gevraagd om er naar te kijken. Zodra
klager merkte dat het om verdovende middelen ging wilde hij de cel verlaten. Helaas stond er een p.i.w.-er voor de deur die alles heeft gezien. Klager heeft nooit harddrugs gebruikt, hij is niet verantwoordelijk voor wat anderen op hun cel hebben.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Noch de commissie van toezicht noch de inrichting hebben een eerdere klacht ontvangen. Primair dient klager niet-ontvankelijk in zijn beklag te worden verklaard, omdat de situatie waarover wordt geklaagd buiten de beklagtermijn is ingediend.
Klager was bij een medegedetineerde op cel aanwezig. Klager was door deze gedetineerde gevraagd om drugs te bekijken. Op het moment dat een personeelslid de cel wilde betreden, hebben klager en de medegedetineerde getracht het middel dat op tafel lag
te
verbergen. De drugs zijn onderzocht en ze bevatten amfetamine. Er is terecht een disciplinaire straf opgelegd.

3. De beoordeling
Op 27 augustus 2009 is klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd en de schriftelijke mededeling is in de ochtend van 28 augustus 2009 aan hem uitgereikt.
Volgens klager heeft hij op 1 september 2009 beklag ingesteld. Noch de commissie van toezicht noch de directeur hebben deze klacht ontvangen. Niet aannemelijk is geworden dat klager op 1 september 2009 beklag heeft ingesteld.
Klager heeft op 14 oktober 2009 nogmaals een klaagschrift ingediend.
Gezien het vorenstaande heeft klager niet tijdig beklag ingesteld en de beroepscommissie zal klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaren.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat indien het beklag wel tijdig zou zijn ingediend het beroep ongegrond zou dienen te worden verklaard. Hetgeen in beroep is aangevoerd zou naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere
beslissing kunnen leiden dan die van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 maart 2010.
secretaris voorzitter

Naar boven