nummer: 09/3521/GA
betreft: [klager] datum: 30 maart 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.J. Wortelboer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 december 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de (thans zo genoemde) locatie Zwaag Hoorn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over Amstel te Amsterdam, zijn klager en zijn raadsman mr. R.J. Wortelboer gehoord.
De directeur van de locatie Zwaag Hoorn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het bij gelegenheid van de plaatsing in een afzonderingscel door de inrichtingsmedewerkers toegepaste geweld, tengevolge waarvan klager teenletsel heeft opgelopen.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers teen is twee dagen na het betreffende voorval gezet in het ziekenhuis. Er was dus wel degelijk sprake van letsel. Dat letsel is ontstaan toen klager in een afzonderingscel verbleef. Hij heeft daar in de cel gerookt. Toen het brandalarm afging,
kwam het personeel de cel in. Als eerste kwam er een bewaarder zonder helm of schild. Klager heeft die man toen een klap gegeven. Klager weet dat dit fout was. Vervolgens werd hij door de bewaarders tegen de grond geraakt. Daarbij is zijn teen bewust
door een bewaarder ontzet. De reden dat klager ontspoord was, was omdat hij te horen had gekregen dat zijn moeder een hersenbloeding had gehad. Klager heeft toen gedreigd met zelfmoord. De inrichting vond het toen niet nodig dat klager werd gezien door
een psycholoog. Klager is na dit voorval tijdelijk in een andere afzonderingscel geplaatst. Vervolgens werd hij teruggeplaatst in de eerdere afzonderingscel en heeft daar langere tijd ongekleed moeten verblijven. Als reden werd opgegeven dat men
vermoedde dat klager een aansteker verstopt had. In de cel was geen zitelement of matras. Klager had het erg koud. Hij kreeg pas na enkele uren een branddeken toegeworpen, waarmee hij zich kon bedekken. Klager is inderdaad twee dagen later naar de
rechtbank gegaan. Hij droeg toen slippers. Dat ging met zijn pijnlijke voet. Klager is van mening dat hij direct na het voorval had moeten worden overgebracht naar het ziekenhuis. Hij is de volgende morgen gezien door een verpleegkundige. Hij heeft
niet
gesproken met de inrichtingsarts. Klager is – volgens hem – op 4 juni 2009 overgebracht naar de landelijke afzonderingsafdeling van locatie De Schie. Dat was aansluitend aan de zitting bij de rechtbank. Klager heeft inderdaad tegen de deur van de
afzonderingscel geschopt. Dat deed hij met de ongekwetste voet. Reden voor dat schoppen was dat hij de aandacht wilde trekken van het personeel. Hij wilde dat zijn voetletsel behandeld werd. De reactie van de directeur is speculatie. Op zich is er
tussen partijen geen discussie over het ontstaan van enig (ernstig) letsel aan klagers teen. De beklagrechter heeft een en ander als minder ernstig ingeschat dan dat het werkelijk was. In de ogen van klager is er op enig moment sprake geweest van
ongepast en excessief geweld jegens hem. Uit de aanvullende rapportages komen vervolgens nog meer speculaties naar voren over het voorval.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager verbleef bij het begin van het incident in een afzonderingscel. Hij droeg toen geen schoeisel. Tijdens het incident heeft klager met ongeschoeide voeten geschopt. Mogelijk heeft hij toen reeds letsel aan zijn grote teen opgelopen. Na het
incident
heeft klager met ongeschoeide voet(en) tegen de metalen deur van de afzonderingscel geschopt. Dat is in de ogen van de directeur niet mogelijk indien er sprake is van een ontwrichte dan wel gebroken teen. Op die voet kan men niet staan om met de andere
voet tegen de deur te schoppen. Met de gekwetste voet kan al helemaal niet tegen een dergelijke deur worden geschopt. Daaruit concludeert de directeur dat het door klager gestelde letsel niet door het personeel kan zijn aangebracht. Overigens was de
betreffende teen minder zwaar gekwetst dan klager wil doen voorkomen. Hij is immers de dag na het incident geschoeid naar de rechtbank gegaan. Door zijn eigen gedrag was het overigens onmogelijk hem naar de spoedeisende hulpafdeling van een ziekenhuis
te brengen.
3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat er op 3 juni 2009, terwijl klager in een afzonderingscel verbleef, een incident tussen klager en personeelsleden van de inrichting heeft plaatsgevonden. Bij dat incident is, blijkens de daarvan opgemaakte verslagen, geweld
gebruikt door het inrichtingspersoneel. Klager stelt dat dit geweld excessief is geweest en dat hij ten gevolge van dat excessieve geweld letsel heeft opgelopen aan zijn grote teen. Het teengewricht zou zijn ontwricht dan wel gebroken.
Uit hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht wordt onvoldoende aannemelijk dat het tegen klager gebruikte geweld excessief is geweest. Klager heeft zich tijdens zijn verblijf in de afzonderingscel zodanig gedragen dat optreden met gebruik
van geweld noodzakelijk was. Klager heeft dat gedrag op zich ook erkend. Voldoende aannemelijk is geworden dat klager, na het voorval, met een ongeschoeide voet tegen de deur van de afzonderingscel heeft geschopt. Voor zover er al sprake was van letsel
bij klager, wordt aannemelijk geacht dat dit letsel ofwel toen ofwel later is ontstaan. Niet aannemelijk wordt geacht dat dit letsel bij de geweldstoepassing is ontstaan.
Voor zover klager heeft aangevoerd dat hem toen niet tijdig medische behandeling is geboden, geldt dat klager op 4 juni 2010 is gezien door een verpleegkundige. Klager is de volgende dag door een medewerker van de medische dienst gezien (door het
celluikje) en deze constateerde een rode verkleuring van de teen en een verdikking. De stand van de teen was volgens die medewerker goed. Klager is vervolgens die ochtend naar de landelijke afzonderingsafdeling van locatie De Schie overgebracht. Uit
het
vorenstaande komt voldoende naar voren dat de directeur heeft voldaan aan zijn in artikel 42, derde lid, van de Pbw, geformuleerde zorgplicht.
Voor zover klager van mening is dat de hem geboden medische verzorging en/of behandeling door (medewerkers van) de medische dienst van de locatie Zwaag Hoorn onvoldoende is geweest, kan hij een verzoek om bemiddeling indienen bij de Medisch Adviseur en
– voor zover dan nog nodig – beroep instellen bij de Raad tegen het medisch handelen door of namens de inrichtingsarts.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de
beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 maart 2010.
secretaris voorzitter