Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2571/JM, 15 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2571/JM

betreft: [klager] datum: 15 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 57 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...]verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Rentray te Rekken,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 augustus 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2009, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M.P. Adank, en [...]psychiater bij de j.j.i. Rentray en
[...]verpleegkundige medische dienst bij de j.j.i Rentray.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie, betreft het ontstaan van broze botten en botpijnen door het (te lange) gebruik van het middel Androcur.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Tijdens klagers verblijf in de j.j.i. Rentray was er op 4 januari 2007 een conflict met de groepsleiding. In de worsteling die daarop volgde heeft hij een vrouwelijke groepsleider betast. Tijdens zijn detentie is klager voor dit delict tot tbs
veroordeeld. Hij verblijft inmiddels in het FPC 2landen te Utrecht. Klager gebruikt nu andere medicatie en de inrichting is bezig de juiste medicatie te vinden. Klager heeft van november 2006 tot en met april 2009 Androcur geslikt. Dit middel moest
verhinderen dat klager seksueel overschrijdend gedrag vertoonde. Gezien het eerdergenoemde incident in 2007 heeft het niet geholpen. Tijdens klagers verblijf in de inrichting in Vught is een botscan gemaakt in het Jeroen Bosch ziekenhuis te Den Bosch.
Daaruit bleek dat klager minder botmassa had. Klager kan niet meer sporten en hij heeft sinds januari 2009 last van zijn botten. In de inrichting in Vught is begin januari 2009 tegen hem gezegd dat de botontkalking is gekomen door het gebruik van
Androcur. Klager geeft aan dat zijn seksuele beleving minder extreem is, maar het is er nog wel. Klager probeert hierover te praten met de groepsleiders.
De raadsman geeft aan dat duidelijk is dat klager ondanks het gebruik van Androcur problemen bleef houden met seksualiteit. De raadsman vraagt zich af waarom de arts niet heeft ingegrepen en een ander medicijn heeft geprobeerd. Klager heeft een
benedengemiddelde intelligentie en het consent met klager over de behandeling met Androcur is derhalve onduidelijk. Het gebruik van dit middel zal bij jongeren, bij wie het lichaam nog niet is volgroeid, een groter risico opleveren voor botontkalking.
Het is de raadsman niet bekend of er veel ervaring is opgedaan met dit middel bij jongvolwassenen. Klager beschouwt zichzelf als een proefkonijn. Dat er bij klager sprake is van botontkalking moet gemeld worden bij de geneeskundige inspectie.
Klager heeft dit middel veel te lang moeten slikken, zonder dat sprake was van een libidoremmende werking. Er is toch nog een ernstig incident geweest met een groepsleidster.
Klager kan zich moeilijk uiten. Hij geeft vaak sociaal wenselijke antwoorden.

De inrichtingspsychiater heeft het volgende standpunt ingenomen.
Zij is eind 2007 in dienst gekomen bij de j.j.i. Rentray te Rekken.
Op 11 november 2006 heeft de psychiater Den Andel in een e-mail geadviseerd Androcur te gebruiken. Klager moest eerst langs de huisarts om na te gaan of er lichamelijk bezwaren waren tegen het gebruik. Bij de instelling op deze medicatie is klagers
gewicht, lengte en bloeddruk gemeten. Er is toen geen beginwaarde testosteron gemeten. Klager voelde zich rustiger bij deze medicatie. In februari 2007 is klagers testosteron gehalte vastgesteld op 7. Er is geen ander bloedonderzoek gedaan en na
februari 2007 is de testosteronspiegel niet meer gemeten. De testosteron spiegel werd door de arts aanvaardbaar geacht en de medicatie is niet verhoogd. Gezien klagers autistiforme stoornis werken dergelijke medicijnen minder goed. Klager vertoonde
zonder medicatie seksueel grensoverschrijdend gedrag niet alleen naar vrouwen maar ook naar mannelijke leeftijdgenoten. Eerst is geprobeerd klager met antipsychotica te behandelen. Chemische castratie is een heel ingrijpende behandeling en wordt alleen
in het uiterste geval gegeven. Er is heel weinig bekend over de werking van Androcur bij jongvolwassenen. Toen klager met dit middel begon was hij 19 jaar. Met hem is de werking van dit medicijn besproken en er was overeenstemming (consent). Aan klager
is geen bijsluiter uitgereikt. Het was bekend dat klager voor zijn detentie op ruime schaal anabole steroïden had gebruikt.
Een bijwerking van libidoremmende middelen is osteoporose. Als deze bijwerking optreedt dan komt dit op latere leeftijd voor. Bij klager is sprake van afname van de bot dichtheid, osteopenie.

3. De beoordeling
In artikel 55, tweede lid, Rjj is de term medisch handelen omschreven.
Deze omschrijving is bepalend voor de beoordeling door de beroepscommissie van het handelen waartegen de klacht is gericht.
De beroepscommissie kan een klacht gegrond verklaren als sprake is van
a. enig handelen of nalaten dat in strijd is met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van de jeugdige, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen,
of

b. enig ander handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.

Ingevolge artikel 55, eerste lid, Rjj kan de jeugdige een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. In de Nota van toelichting op artikel 55 Rjj wordt aangegeven dat onder inrichtingsarts niet alleen de huisarts, maar
ook
de aan de inrichting verbonden tandarts en psychiater verstaan worden.

De beroepscommissie overweegt dat medicamenten die aangrijpen op het hormonale systeem ernstige en op den duur onaanvaardbare bijeffecten kunnen hebben. Voorts werken deze medicamenten niet altijd zoals beoogd. Daarom is voor en bij gebruik van deze
medicamenten een uitgebreide medische en endocrinologische screening vooraf en een nauwlettend volgen van diverse biometrische parameters tijdens de behandeling noodzakelijk. De bijwerkingen van deze behandelingen moeten worden besproken met de patiënt
voordat met de behandeling wordt gestart. Er moet immers sprake zijn van ‘informed consent’. Dat betekent toestemming van de patiënt op grond van goede informatie. Dit proces van verkrijgen van toestemming kan in de setting van een j.j.i., waar de
vrijwilligheid betrekkelijk is, problematisch zijn. In dit geval was bovendien extra aandacht vereist bij het bereiken van een dergelijk consent, omdat het een jeugdige betreft met een beneden gemiddelde intelligentie. De beroepscommissie ziet geen
aanleiding om te betwijfelen dat het medicijngebruik besproken is met klager. Nu echter tijdens het gebruik geen vervolgonderzoeken zijn verricht kunnen de voor- en nadelen van het gebruik niet, in elk geval niet voldoende aan de orde zijn gesteld in
de
gesprekken met klager. De medische uitslagen die bij de beslissing over doorgaan met gebruik hadden moeten worden meegewogen waren immers niet aanwezig en niet bekend.

Nu dergelijke medische onderzoeken onvoldoende in het begin en in het geheel niet tijdens het gebruik hebben plaatsgevonden kunnen de hoofd- en bijwerkingen van het aan klager voorgeschreven middel Androcur niet worden gevolgd. Dit klemt des te meer nu
het een in ontwikkeling zijnde jong volwassene betreft. Klager was 19 jaar toen hij met het gebruik van dit middel startte.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien komt de beroepscommissie
tot het oordeel dat er sprake is van handelen of nalaten, zoals hierboven onder a. of b. beschreven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij stelt de aan klager ten laste van de j.j.i. Rentray toekomende tegemoetkoming vast op
€ 100,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, drs. L.E.M. Kleipool en prof.dr. W.J. Schudel, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven