Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3222/GM, 11 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3222/GM

betreft: [klager] datum: 11 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...] alias [...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 november 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager, noch zijn raadsman mr. O.G. Schuur, noch de inrichtingsarts verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 juli 2009, betreft het in twijfel trekken van klagers medische conditie door het weigeren van een rolstoel.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft op 25 januari 2010 zijn klacht als volgt telefonisch toegelicht.
Volgens de inrichtingsarts zou klager klagen vanuit ‘secundaire ziektewinst’. Dit is baarlijke nonsens. De inrichtingsarts heeft hem de meest elementaire medische zorg onthouden. De inrichtingsarts kent zijn medische historie niet (klager woonde in
China) en heeft niet naar klager willen luisteren. Er heeft nooit een medisch gesprek plaatsgevonden. De observaties in de p.i. Ter Apel zijn gedaan door zes piw-ers die hem het liefst uit de inrichting zagen vertrekken. Door het moeten lopen met
krukken heeft hij een peesschedeontsteking opgelopen. Deze is behandeld in het Pieter Baan Centrum (PBC). Tijdens zijn tijdelijk verblijf in het PBC heeft hij wel goede medische behandeling gekregen.
Klager had de gronden van zijn beroep op papier gezet, maar heeft dat door zijn verhuizing naar het PPC Zwolle niet tot zijn beschikking. Klager kan in verband met zijn lichamelijke toestand door toedoen van de inrichtingsarts niet al om 12.00 uur ter
zitting aanwezig zijn. Hij verzoekt de beroepscommissie daarom om aanhouding van de behandeling van zijn beroep, zodat hij later zijn beroep nader kan toelichten.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals op 22 oktober 2009 ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is op zich gezond en kan best lopen. Hij heeft in feite geen krukken nodig. Observatie leerde dat klager regelmatig zonder krukken op de afdeling loopt. Zoals valt te lezen in het medische dossier, is het onzin dat klager een rolstoel nodig zou
hebben.

Er is sprake van een klachtenpatroon vanwege ‘secundaire ziektewinst’.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om het beroep, dat uitsluitend ziet op het niet verstrekken van een rolstoel, te kunnen behandelen. Het verzoek om aanhouding wordt daarom afgewezen.

Uit de gegevens in het medisch dossier van klager komt het volgende naar voren.
Bij de intake op 26 juni 2009 heeft klager gemeld dat hij als gevolg van mishandeling door politie en justitie ondraaglijke rugpijn heeft, dat hij niet kan lopen van de pijn, alsmede dat hij eventueel wel kan kruipen als hij een Brufen kan krijgen.
Geconstateerd is dat lichte aanraking van de huid een zeer felle bewegings- en verbale reactie gaf, maar dat klager even later met zijn rug tegen een kussen tegen de muur zat. Klager is een rolstoel gegeven, omdat hij na het krijgen van een Brufen 400
mg bij het BAD kruipend over de vloer ging.
De afdeling heeft op 2 juli 2009 verzocht het rolstoelgebruik van klager te beoordelen, omdat hij zijn benen gebruikt bij het zich verplaatsen en hij in voorkomende gevallen uit en in de rolstoel stapt. Op vrijdag 3 juli 2009 is klager door de arts en
de verpleegkundige gezien en is geoordeeld dat sprake is van een niet realistische presentatie van lasten, alsmede dat klager op maandag 6 juli 2009 de rolstoel moet inleveren en het op krukken moet proberen. Klager was daar op 6 juli 2009 erg
verbolgen
over en gaf onder meer aan dat hij tijdens het luchten gedragen wil worden. Klager is op 8 juli 2009 opnieuw gezien voor onderzoek van zijn rug; klager zou recent nog goed gelopen hebben, maar heeft forse rugklachten gemeld en is neergevallen in zijn
cel. Klager zat toen ontspannen in kleermakerszit op zijn bed en gaf aan dat hij buikpijn had van de medische dienst en daardoor zijn rugpijn niet voelde. Volgens de medische dienst maakte klager een gezonde, niet lijdende indruk. Op 9 juli 2009 is het
PMO ingelicht en is van de psychiater vernomen dat klager bij hem bekend is als een querulant. Op 16 juli 2009 heeft de afdeling aan de verpleegkundige doorgegeven dat klager goed op de afdeling beweegt, meestal met één kruk en soms zonder kruk. Op 20
juli 2009 is een kruk van klager retour ontvangen. Op 22 juli 2009 heeft de verpleegkundige met klager gesproken en hem gecomplimenteerd met het feit dat hij zonder kruk op de luchtplaats liep, wat klager direct ontkende. Op 12 oktober 2009 is de
tweede
kruk van klager retour gekomen. Op 13 oktober 2009 heeft klager gevraagd of hij die kruk weer terug kon krijgen.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat met het niet verstrekken van een rolstoel sprake is van handelen van de inrichtingsarts dat als in strijd met de in artikel 28
Pm neergelegde norm moet worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven