Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3149/GM, 11 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3149/GM

betreft: [klager] datum: 11 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 28 oktober 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, verschenen. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten
weten
niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 augustus 2009 en 17 september 2009, betreft:
a) het niet tijdig uitreiken van Ritalin,
b) het niet behandelen van huid- en oogklachten,
c) het onvoldoende behandelen van klachten aan de rechterknie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Elke patiënt heeft een eigen vorm van ADHD. Klager heeft geen last van bijwerkingen van de voorgeschreven, hoge dosering Ritalin. Hij heeft daar juist baat bij, omdat hij daardoor controle heeft op de agressie-impuls door reductie van gedachten.
Blijkens de LABG-rapportages is men van mening dat klager ondanks 18 pillen per dag zeer druk blijft en een niet tijdige uitreiking van de pillen niet erg is. Maar als hem de medicatie al vijf minuten te laat wordt uitgereikt, is dat bij hem al een
omslagpunt. De medisch adviseur zegt dat het niet tijdig uitreiken van Ritalin niet heel nadelig is, wat er op neer komt dat het te laat uitreiken wel nadelig is, maar niet in zulke grote mate. Er is dus wel een vorm van nadeligheid.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager gaf bij binnenkomst in de inrichting aan dat hij in verband met ADHD per dag zes maal 30 mg Ritalin moet gebruiken en wel om de twee uur. Normaliter wordt Ritalin om de vier uur gebruikt. Hoewel er geen farmacologische reden voor gebruik van
Ritalin om de twee uur is, is in klagers geval toch een dosering per twee uur voorgeschreven gezien het eerder gebruik elders. Ritalin mag op de LABG niet op cel worden bewaard, maar wordt door piw-ers uitgereikt. Het is op de LABG onvermijdelijk dat
Ritalin soms te laat wordt uitgereikt. Dit heeft geen enkel farmacotherapeutisch nadeel. Helaas gebruikt de medisch adviseur de classificatie ‘niet heel nadelig’, omdat dit natuurlijk ‘helemaal niet nadelig’ is. Dit is klager diverse malen, tevergeefs,
voorgehouden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat alleen is bemiddeld ten aanzien van klacht a) en dat in beroep door klager en de inrichtingsarts ook alleen op die klacht is ingegaan.
In beroep kan daarom alleen klacht a) aan de orde zijn. De klachten onder b) en c) zal de beroepscommissie voor bemiddeling doorverwijzen naar de medisch adviseur.

Uit de stukken komt naar voren dat klager zes maal per dag (om 8.00 uur, 10.00 uur, 12.00 uur, 14.00 uur, 16.00 uur en 18.00 uur) 30 mg Ritalin is voorgeschreven, die klager door piw-ers wordt aangereikt. Klager stelt dat de medicatie hem soms tot 30
minuten te laat wordt uitgereikt en dat dit nadelig is voor zijn gezondheid.

Het is de beroepscommissie niet gebleken dat het niet tijdig verstrekken van medicatie aan klager te wijten zou zijn aan de inrichtingsarts of de medische dienst. De medische dienst is op zichzelf eindverantwoordelijk voor de medicatieverstrekking en
dient daarover goede afspraken met de afdeling te maken. Voldoende aannemelijk is dat de medische dienst met de afdeling heeft afgesproken dat klager dagelijks om de twee uur van 8.00 uur tot 18.00 uur 30 mg Ritalin gegeven moet worden. Volgens de
inrichtingsarts verblijft klager op de LABG en is het op die afdeling onvermijdelijk dat medicatie soms niet tijdig kan worden uitgereikt. Het soms tot 30 minuten te laat uitreiken en dus ook te laat innemen van Ritalin kan naar het oordeel van de
beroepscommissie tot gevolg hebben dat klager drukker wordt, maar heeft, anders dan klager meent, medisch gezien geen nadelige invloed op zijn gezondheid.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat niet kan worden gezegd dat sprake is van handelen van de inrichtingsarts dat zou moeten worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Tegen de feitelijke verstrekking van medicatie door personeelsleden van de inrichting, staat op grond van artikel 60 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) beklag open bij de beklagcommissie bij de inrichting. Klager heeft op 4 en 10 augustus 2009 ook
klachten (met nummers 20277/09, 20360/09 en 20361/9) over het hem tot 30 minuten te laat verstrekken van Ritalin ingediend. De beklagcommissie heeft deze klachten bij uitspraak van 31 augustus 2009 ongegrond verklaard. Klager heeft daartegen beroep
ingediend. Dit beroep is door de beroepscommissie als bedoeld in artikel artikel 69, tweede lid, van de Pbw bij uitspraak 09/2565/GA van 29 januari 2010 ongegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot klacht a) ongegrond.

De beroepscommissie verwijst de klachten b) en c) door naar de medisch adviseur met het verzoek dienaangaande alsnog te bemiddelen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven