Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3104/GM, 11 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3104/GM

betreft: [klager] datum: 11 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 november 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de inrichtingsarts [...], hoofd medische dienst.
Klagers raadsman mr. S. Lodder heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 28 augustus 2009, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren wegens chronische botontkalking en het niet verstrekken van een medisch matras.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Twee jaar geleden heeft de laatste botdichtheidmeting plaatsgevonden. Hij is onlangs bij de specialist geweest en die wil een nieuwe meting doen. De specialist vermoedt dat klagers botontkalking erfelijk is. De diagnose is buiten detentie gesteld in
het
jaar 2000. Hij heeft buiten detentie vaak in verband met een wervelbreuk in het ziekenhuis gelegen en van een chirurg van het Dijkzigt Ziekenhuis medicatie gekregen. Buiten detentie was hij door het GAK voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard.
Klager heeft in de inrichting met pauzes geprobeerd heel licht werk te doen, maar de arbeidsomstandigheden zijn niet geschikt voor hem. Hij zit het merendeel van de tijd in dezelfde houding op een houten stoel, waardoor hij alleen maar extra rugpijn
krijgt, die ook uitstraalt naar zijn linkerhand. Hij is linkshandig. Klager weet dat hij in beweging moet blijven. Hij loopt tussendoor wel, maar de pijn blijft. De werkmeester zegt dat hij geen passend werk voor klager heeft. Klager gaat wel naar de
arbeid, maar met zijn aanwezigheid houdt het op.
In een andere p.i. kreeg klager ook geen speciaal matras, maar had hij wel een beter matras dan nu.
Klager vindt dat hij in de inrichting niet goed is onderzocht, omdat hij veel last heeft van zijn rug. Zijn rug is al aan het inzakken, daar is niet veel aan te doen. Hij krijgt af en toe pijnstillers. Hij is huiverig die medicijnen te slikken, omdat
hij daar maagklachten van kan krijgen. Hij doet oefeningen van de fysiotherapeut op zijn cel.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is regelmatig gezien door de verpleegkundige en de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft klager terugverwezen naar de chirurg en wacht diens advies af. Klager heeft fysiotherapie gehad, waarmee hij is gestopt. Hij doet de oefeningen op zijn
cel. Klager gebruikt af en toe Brufen 400 mg als ‘zo nodig’-medicatie.
De inrichtingsarts is van mening dat klager lichte werkzaamheden aankan in verband met myogene rugpijn, naast osteoporose, en dat het beter is om onder de mensen te blijven. Dit is met klager besproken. De week voor de zitting is nog gesproken met de
werkmeester. Laatstgenoemde geeft aan dat het wel mogelijk is om naar afwisseling in klagers werkzaamheden te kijken. De werkmeester is altijd bereid om naar een oplossing te zoeken. Het gaat daarbij om een zinvolle dagbesteding voor klager.
Voor geen enkele aandoening bestaat een speciaal matras. Er bestaat alleen een speciaal matras tegen doorliggen. In sommige inrichtingen wordt een steviger en comfortabeler matras gebruikt. Inrichtingen hebben in het kader van de brandveiligheid
matrassen vervangen. De nieuwe matrassen zijn beter van kwaliteit.

3. De beoordeling
Klager is in verband met zijn rugklachten regelmatig gezien door de verpleegkundige en door de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft klager terugverwezen naar de chirurg en wacht diens advies af. Klager heeft fysiotherapie gehad, waarmee hij zelf
is
gestopt, omdat hij de oefeningen op zijn cel wil doen en ook doet. Klager gebruikt af en toe Brufen 400 mg als ‘zo nodig’-medicatie.
De inrichtingsarts heeft geconcludeerd dat klager in het kader van een zinvolle dagbesteding aangepaste, lichte werkzaamheden mag verrichten. Een arbeidsongeschiktheidsverklaring heeft buiten detentie een ander doel (het verzekeren van inkomen) dan
binnen detentie (zinvolle dagbesteding). Onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager geen aangepaste, lichte arbeid zou kunnen verrichten binnen de inrichting. Naar het hoofd van de medische dienst ter zitting heeft verklaard, is de werkmeester van
mening dat het mogelijk is om naar afwisseling in klagers werkzaamheden te kijken en is deze altijd bereid om naar een oplossing voor klager te zoeken.
Door en namens de inrichtingsarts is verder aangegeven dat voor geen enkele aandoening een medisch matras bestaat, op doorliggen na.
In het licht van het vorenstaande is niet aannemelijk geworden dat klagers klachten niet serieus zouden zijn genomen en dat onvoldoende onderzoek zou zijn verricht. Daaraan doet niet af dat klager zelf de mening is toegedaan dat hij vanwege zijn
rugklachten arbeidsongeschikt verklaard had moeten worden en dat hem een speciaal matras verstrekt had moeten worden.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven