Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0334/GV, 12 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/334/GV

betreft: [klager] datum: 12 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat het maatschappelijk onaanvaardbaar is wanneer klager op verlof zou gaan. De adviezen van de penitentiaire inrichting, de politie en het OM waren positief.
De gevangenisstraf, die klager nu uitzit, was voor veroordeling in verband met overtreding van artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht in 2003. Klager begrijpt niet dat, als je voor dergelijke feiten bent veroordeeld, de selectiefunctionaris
van oordeel is dat een verlof niet rustig en ongestoord zou verlopen.
Klager is niet gedetineerd voor een nieuw strafbaar feit. De afwijzing van klagers verlofaanvraag is mede gebaseerd op het feit dat klager verdacht wordt van het plegen van een nieuwe strafbaar feit gepleegd tijdens de onttrekking aan detentie. Dit is
voor klager een nieuw gegeven. Er moet nog altijd een rechter in hoger beroep oordelen of hij daadwerkelijk schuldig is. Bij afwijzingen van eerdere verlofaanvragen is dit niet aangevoerd door de selectiefunctionaris.
De onttrekking aan detentie is juist. Klager heeft die fout vroeger gemaakt. Tijdens deze onttrekking heeft klager zijn leven opnieuw opgebouwd. Hij had een leven zonder politie en justitie. Hij had een goede baan, woonde samen met zijn vriendin en hun
dochter is in die periode geboren. Hij had eindelijk een leven vol liefde en geluk. Klager is nu bijna elf maanden gedetineerd en moet nog vijf maanden detentie ondergaan. Hij vraagt zich af wanneer er voor hem een moment van resocialisatie komt en
wanneer de selectiefunctionaris ophoudt om hem te straffen voor wat hij vroeger fout heeft gedaan.
Het begint erop te lijken dat wanneer klager verlof aanvraagt er standaard een afwijzingsbrief klaar ligt. Binnen 24 uur na aanvraag krijgt hij een afwijzing uitgereikt.
De selectiefunctionaris heeft niet serieus gekeken naar klagers belangen.
De advocaat-generaal, die positief was in verband met verlofverlening en plaatsing in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting is niet om advies gevraagd.
Klagers psychische en lichamelijke gesteldheid gaan met de dag achteruit.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich vanaf 24 maart 2007 tot 21 maart 2009 onttrokken aan detentie. Daarbij wordt klager ervan verdacht dat hij zich tijdens deze onttrekking schuldig heeft gemaakt aan een delict, waarvoor hij inmiddels in eerste aanleg is veroordeeld.
Op grond van de ervaringen, die met klager zijn opgedaan tijdens deze detentie, is er geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden aan klager.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met klagers gedrag in de inrichting.
De officier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie heeft geen bezwaar tegen het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek. Aansluitend dient hij meerdere maatregelen en straffen te ondergaan. De einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 15 september 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich recent en langdurig, van 24 februari 2007 tot 21 maart 2009, onttrokken aan detentie en is inmiddels in eerste aanleg veroordeeld terzake van een strafbaar feit dat hij gepleegd zou hebben tijdens de onttrekking aan detentie.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van
de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven