Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3234/TA, 11 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3234/TA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 11 november 2009 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...] en [...]. Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, heeft schriftelijk
bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde - het niet tijdig en in overleg opstellen van het verplegings- en behandelingsplan.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting betwist nadrukkelijk dat ter zitting van de beklagcommissie is erkend dat klager niet tijdig een
afschrift van zijn verplegings- en behandelingsplan heeft ontvangen. Aangegeven is dat niet wordt genoteerd wanneer het behandelplan daadwerkelijk wordt uitgereikt, dus kan niet met zekerheid een datum van uitreiking worden gegeven. Op 22 december 2008
is het behandelplan aan klager uitgereikt en op 24 december 2008 is dit met klager besproken. Daarna is het behandelplan aangepast en definitief geworden. Artikel 16, eerste lid, van de Bvt bepaalt dat het behandelplan zoveel mogelijk in overleg met de
patiënt wordt vastgesteld. Er staat niet dat het behandelplan in overleg tot stand moet komen. Tussen het ‘opstellen’ en ‘vaststellen’ zit een enorm verschil. Het woord ‘vaststellen’ betekent: bepalen, afspreken, als feit waarnemen, constateren. Het
woord ‘opstellen’ betekent: vervaardigen, schrijven. Het ‘opstellen’ vereist een duidelijke actieve handeling, terwijl het woord ‘vaststellen’ duidt op een passieve handeling, een constatering. Wellicht dat verwarring is ontstaan met de vereiste
overeenstemming die op grond van de Wet BOPZ is vereist.
Door het behandelplan met klager door te spreken, zijn visie te vernemen en mogelijk aanpassingen aan de hand daarvan op te nemen, is aan het vereiste streven naar instemming voldaan. Uit een rapportage van een behandelplanbespreking blijkt dat het
plan
met klager is besproken. Klager heeft recht op een kopie. Indien dit is verzuimd, had hij hierom kunnen verzoeken.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het behandelplan is nimmer met klager besproken. Dit blijkt ook niet uit het overgelegde behandelplan. Daarin is enkel vermeld dat het
behandelplan op 22 december 2008 in werking is getreden. De inrichting heeft in strijd met artikel 16 van de Bvt gehandeld. Blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel dient het verplegings- en behandelingsplan zo veel mogelijk in overleg met
de
verpleegde te worden vastgesteld. Bij het opstellen van behandelingsplan is klager tot dusver altijd actief betrokken. Bij het opstellen van onderhavig behandelingsplan is klager niet in de gelegenheid gesteld om een toelichting te schrijven. Het
gesprek dat klager op 24 december 2008 heeft gevoerd, was niet met zijn mentor/behandelcoördinator. Klager vraagt zich af hoe het verslag van het gesprek tot stand is gekomen. Klager verzoekt zijn mentor/behandelcoördinator onder ede als getuige te
horen. Klager is erg ontstemd over de toon waarop de inrichting reageert. Klager heeft nog steeds geen behandelplan ontvangen. Het overgelegde verslag is geen verslag van een behandelbespreking, maar afkomstig van een bespreking met zijn mentor. De
sociotherapeut Marc is niet klagers mentor.
Wat betreft de klacht over de urinecontrole persisteert klager bij hetgeen hij in eerste aanleg heeft aangevoerd. Klager meent dat de urinecontrole onder valse voorwendselen is afgenomen. De urinecontrole zou worden afgenomen met het oog op een medisch
onderzoek, niet in verband met de plaatsing in de oranjefase. Klager meent dat zijn klachten gegrond moeten worden verklaard. Klager verzoekt tevens om een financiële tegemoetkoming.

3. De beoordeling
Het door de directeur ingestelde beroep is enkel gericht tegen de uitspraak op het beklag betreffende het niet tijdig en in overleg opstellen van het verplegings- en behandelingsplan. Per brief van 1 februari 2010 zijn door klager enkele stellingen
aangevoerd die betrekking hebben op het beklag over de urinecontrole. Nu het beroep daartegen niet is gericht, blijven deze buiten beschouwing.

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om zijn voormalige mentor te horen af.

Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen drie maanden na binnenkomst van de verpleegde in de inrichting, zoveel mogelijk in overleg met hem, een
verplegings-
en behandelingsplan wordt vastgesteld. Klager stelt dat in strijd met voormelde zorgplicht het behandelingsplan niet tijdig en niet in overleg met hem is vastgesteld. Gelet op artikel 56, eerste lid, onder e, van de Bvt kan klager in zijn beklag worden
ontvangen. Volledigheidshalve merkt de beroepscommissie op dat een beoordeling van het beklag zich niet kan uitstrekken tot de wijze waarop het hoofd van de inrichting invulling geeft aan zijn zorgplicht van artikel 16 Bvt, alsmede over de gekozen
strategie in het verplegings- en behandelingsplan. In artikel 56, vierde lid, van de Bvt en hoofdstuk 2.10 van de memorie van toelichting bij de Bvt is dit uitgesloten.

Klager is op 3 november 2008 opgenomen in de Pompekliniek. Het hoofd van de inrichting stelt dat het verplegings- en behandelingsplan op 22 december 2008 is afgerond en op 24 december 2008 met klager is besproken. Klager ontkent stellig dat het plan
met
hem is besproken. De beroepscommissie heeft echter geen reden te twijfelen aan de juistheid van het verslag van de bespreking van 24 december 2008. In dat verslag wordt als doel van het gesprek duidelijk aangegeven het bespreken van het behandelplan.
Ook de inhoud van het verslag en de afspraken die naar aanleiding van de bespreking zijn gemaakt, wijzen in die richting. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de directeur voornoemde zorgplicht is nagekomen. Het beroep van de directeur is
derhalve gegrond en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven