Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0351/GV, 11 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/351/GV

betreft: [klager] datum: 11 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H. van Dijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de afwijzing op klagers verlofaanvraag is gesteld dat klager met enige regelmaat onrust veroorzaakt voor medegedetineerden en het personeel. Klager zou daarbij dreigend overkomen en aangeven dat hij na zijn detentie opnieuw mensen zou liquideren.
Het
is onduidelijk op welke rapportage de selectiefunctionaris doelt. De rapportage van de geestelijk verzorger van de gevangenis Nieuwegein geeft een ander beeld van klager, hieruit blijkt dat klager binnen de inrichting aanzien geniet vanwege zijn
betrouwbaarheid en spontaniteit. De geestelijk verzorger beschrijft klager als een correcte en oprechte man. Klager is serieus bezig zijn leven een nieuwe wending te geven. Hij wil rust en stabiliteit in zijn leven en om dat te bewerkstelligen heeft
hij
deelgenomen aan de cursus “puinruimen”, waarin wordt gewerkt aan het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van eigen handelen, het aanleren van mogelijkheden om het eigen handelen positief te beïnvloeden en de toekomst te verbeteren. Klager heeft deze
cursus met succes en overtuigende inzet afgerond. Klager heeft gedurende eerdere detenties regelmatig verlof genoten. Klager stelt dat de p.i.w.-ers in de gevangenis Veenhuizen, waar hij thans verblijft, een positiever beeld van hem hebben. Ook stelt
hij altijd netjes teruggekeerd te zijn na verloven. Klager wil graag een bezoek brengen aan zijn kind en zijn zieke vader.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Staatssecretaris heeft het verlof afgewezen, omdat het OM en de politie bezwaar maken en de inrichting matig positief is. Klager stelt zich zeer regelmatig dreigend op jegens het personeel en zijn negatieve gedrag heeft een behoorlijk storende
invloed op zijn omgeving. Klager luistert niet, schreeuwt en dreigt voortdurend van alles te zullen doen, ook wanneer hij in vrijheid wordt gesteld. Zo heeft hij te kennen gegeven na zijn invrijheidstelling door te gaan met het uitvoeren van
liquidaties. Het bureau Terugdringen Recidive (TR) geeft aan dat uit de met klager afgenomen Risc blijkt dat het recidiverisico hoog is en dat klager gewetenloos is in zijn delicten. Een en ander heeft te maken met het feit dat hij in een omgeving is
opgegroeid waar criminaliteit volledig is geaccepteerd. Zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden zijn afwijkend maar worden door klager niet als een probleem ervaren. Vanuit TR ziet men gezien dit beeld dan ook geen aanknopingspunten om te komen tot
gedragsverandering. Een zorgelijke constatering, vooral omdat de intentie om te veranderen bij klager totaal ontbreekt. De argumenten van het OM en de politie zijn weliswaar niet duidelijk onderbouwd maar uit alle informatie en vooral die van de
inrichting komt duidelijk naar voren dat de kans op recidive erg hoog ligt. Klager zal zonder behandeling ook zeker delicten plegen en daarom acht de Staatssecretaris het niet verantwoord hem op verlof te laten gaan. Klager dient bereid te zijn tot
behandeling en op basis van de resultaten die een mogelijke behandeling oplevert, kan gekeken worden naar het toekennen van vrijheden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Nieuwegein heeft matig positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is duidelijk aanwezig en hij schroomt niet om bedreigingen te uiten. Klager heeft niet het vermogen om zich anders op te stellen. Omdat
klager in het verleden vrijheden heeft genoten die goed zijn verlopen, adviseert de directeur positief.
De Advocaat-Generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft bezwaar tegen alle vormen van verlof en fasering omdat het OM hoger beroep heeft ingesteld tegen klagers vrijspraak wegens poging tot doodslag. Klager heeft 22 pagina’s aan documentatie
met meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten.
De politie Gelderland-Midden heeft, gelet op de hoeveelheid antecedenten van klager, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens het plegen van zware mishandeling. Hij is vrij gesproken ter zake van doodslag. Hiertegen heeft het OM beroep ingesteld. Het Gerechtshof houdt op 25 maart
een pro forma-zitting. Aansluitend dient klager eventueel subsidiaire hechtenissen te ondergaan van in totaal dertien dagen. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 21 juli 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Klager is veroordeeld wegens het plegen van zware mishandeling en is vrijgesproken voor poging tot doodslag. Het door het OM ingestelde hoger beroep tegen klagers vrijspraak is thans in behandeling. De directeur van de gevangenis Nieuwegein geeft aan
dat klager te kennen heeft gegeven na zijn invrijheidstelling door te gaan met het uitvoeren van liquidaties. De beroepscommissie is van oordeel dat het door het OM ingestelde hoger beroep, de uiting van klager na zijn invrijheidsstelling door te gaan
met het uitvoeren van liquidaties en zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 11 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven