Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3341/GA, 12 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3341/GA

betreft: [klager] datum: 12 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de individuele behandelafdeling (IBA) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde IBA.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van softdrugs;
b. de bij de urinecontrole gevolgde procedure;
c. de verstrekking van halalmaaltijden terwijl klager geen moslim is.

De beklagcommissie heeft de onderdelen a en b van het beklag ongegrond verklaard en klager ten aanzien van onderdeel c van het beklag niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag:
Klager is van mening dat de procedure bij de urinecontrole niet conform de regels is uitgevoerd. Klager heeft wel getekend voor de correcte procedure. Klager deed dat omdat hij er vanuit ging dat de uitslag van die controle negatief zou zijn. Pas toen
de uitslag kwam, bedacht klager dat de procedure niet juist was verlopen. Anders dan voorgeschreven heeft klager niet zelf het testbuisje gevuld maar dat door een personeelslid laten doen.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Klager vindt het overigens bezwaarlijk dat het beroep niet op een openbare zitting wordt behandeld. De Minister van Justitie heeft op 18 augustus 2009, naar aanleiding van Kamervragen van de PVV, aangegeven dat het niet juist is, indien in een
inrichting aan alle daar verblijvende gedetineerden halalvoeding wordt verstrekt. Klager heeft de Minister gevraagd of hij op de hoogte is van de gang van zaken in de p.i. Haaglanden. Klager is immers van mening dat door de verstrekking van
halalvoeding
aan niet-moslims zijn mensenrechten worden geschonden. De directeur handelt in strijd met de wet door de afspraken met de cateraar als zwaarwegender te beoordelen dan de rechten van de gedetineerden. Klager verblijft inmiddels acht maanden in een hel.
Klager heeft gevraagd om toestemming om via een (andere) cateraar maaltijden te laten bezorgen op eigen kosten. Probleem daarbij is dat klager niet over een eigen koelkast beschikt en dus alles moet opslaan in de gemeenschappelijke koelkast. Tot die
koelkast hebben alle gedetineerden toegang en daaruit verdwijnen met regelmaat etenswaren. Klager kreeg geen kaas verstrekt, omdat kaas alleen verstrekt wordt aan vegetariërs. Klager is dat niet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de urinecontrole geldt dat klager heeft getekend voor het juist verlopen van de procedure bij de urinecontrole. De directeur volhardt daarom in zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
Ten aanzien van de verstrekking van halalmaaltijden geldt dat de inrichting een contract heeft met een cateringsbedrijf. Dat contract is gesloten door het hoofdkantoor van de Dienst Justitiële Inrichtingen. De directeur is bekend met de toezeggingen
van
de Minister. De cateringcontracten moeten evenwel centraal, door het hoofdkantoor, worden gewijzigd. In de inrichting worden de maaltijden verstrekt door Sodhexo. Die cateraar verstrekt enkel halalmaaltijden. Er is een andere cateraar die zowel halal-
als niet-halalmaaltijden kan verstrekken. Nu de contracten met de cateraars in rechte zijn aangevochten, is er momenteel geen wijziging van de lopende contracten mogelijk. Klager kan overigens in de inrichtingswinkel andere voedingsmiddelen
aanschaffen.

3. De beoordeling
Klager heeft bij onderdeel c van het beklag nog aangevoerd dat hij van mening is dat er in dit geval sprake zou moeten zijn van een openbare zitting.
De beroepscommissie verstaat dit als een verzoek om het beroep in het openbaar te behandelen.

In beginsel vindt de behandeling van klaag- en beroepschriften niet in het openbaar plaats. Artikel 62, vierde lid, van de Pbw, biedt onder omstandigheden de mogelijk om die behandeling wel in het openbaar plaats te laten vinden. Nu klager geen
bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan van de hoofdregel, te weten een besloten behandeling, zou moeten worden afgeweken, moet het verzoek om een openbare behandeling worden afgewezen.

Hetgeen in beroep ten aanzien van de onderdelen a en b is aangevoerd, kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep tegen deze onderdelen van de uitspraak zal
daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag geldt voorts het volgende. Als onweersproken is vast komen te staan dat klager, die geen moslim is, maaltijden verstrekt krijgt die volgens de voor halalmaaltijden geldende regels en procedure zijn bereid. De
beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat dit een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel zou betreffen. Dit is onjuist nu het beklag (ook) betrekking heeft op de uitvoering van
deze regel, waarbij klager stelt in zijn mensenrechten te zijn geschonden.

Voor de beoordeling door de beroepscommissie is van belang of uitvoering van deze regel strijdigheid oplevert met hogere regelgeving. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat het geval. In artikel 44, derde lid, van de Pbw, is immers bepaald dat
de directeur er zorg voor draagt dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden. De Minister heeft bij wijze van nadere uitleg bij brief (met kenmerk
5612272/09/DSP) van 18 augustus 2009 naar aanleiding van Kamervragen – onder meer – het volgende opgemerkt. “In de penitentiaire inrichtingen verblijven gedetineerden met uiteenlopende religies en levensovertuigingen. Uitgangspunt daarbij is dat de
vrijheid van geweten, godsdienst en levensovertuiging van eenieder moeten worden gerespecteerd. Hieronder vallen ook uitdrukkelijk die personen die niet religieus zijn. Een verplichting voor gedetineerden om halal te eten, is niet met dit principe in
overeenstemming.”

Gelet op het vorenstaande kan de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel c van het beklag niet in stand blijven en dient klager in zoverre alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht. Nu het verstrekken van uitsluitend
halalvoeding aan gedetineerden die hebben aangegeven daarop op gronden van geloof of levensovertuiging geen prijs te stellen in strijd is met het wettelijk voorschrift van artikel 44, derde lid, van de Pbw, moet de klacht gegrond worden verklaard. De
omstandigheid dat de contracten met de cateraar centraal worden afgesloten maken dit oordeel niet anders.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om een openbare behandeling af.
Zij verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a en b van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dat onderdeel van het beklag en verklaart dat beklag in zoverre alsnog
gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven