Ga direct naarInhoudofMenu
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Onderstaande relaties zijn gevonden bij “document”. Bij klikken wordt een externe website met een relatieoverzicht geopend op overheid.nl.
Gelet op artikel 5a, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 7a, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en artikel 5, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
Besluit:
In deze Regeling wordt verstaan onder:
Deze regeling berust mede op artikel 6.11, eerste lid, onder c, en tweede lid, van de Wet forensische zorg.
De directeur dan wel het hoofd van de inrichting bedoeld in respectievelijk hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regeling meldt ongeoorloofde afwezigheid en het einde daarvan aan de Minister van Veiligheid en Justitie, de politie en overige betrokkenen volgens de procedure beschreven in het betreffende hoofdstuk.
Op dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen, bedoeld in artikel 1 van de Penitentiaire beginselenwet, van toepassing
Ongeoorloofde afwezigheid als bedoeld in dit hoofdstuk is het gevolg van het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging op één van de navolgende wijzen:
De verantwoordelijkheid voor de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde meldingen en inlichtingen bij ongeoorloofde afwezigheid berust bij de directeur van de inrichting vanwaar de gedetineerde zich heeft onttrokken. In de gevallen waarin de ongeoorloofd afwezige zich met toestemming buiten de inrichting bevond op het moment van zijn onttrekking, bedoeld in artikel 2.2, onder b, c, d, f en g, berust die verantwoordelijkheid bij de directeur van de inrichting waar hij staat ingeschreven.
In dit hoofdstuk worden met het oog op de te volgen meldingsprocedure de navolgende twee groepen ongeoorloofd afwezigen onderscheiden:
Bij constatering van een onttrekking, terwijl deze plaatsvindt of terstond nadat deze heeft plaatsgevonden, belt de directeur onmiddellijk het alarmnummer van de politie met het oog op de aanhouding van degene die zich onttrekt.
Dit hoofdstuk berust mede op artikel 6.11, eerste lid, onder c, en tweede lid van de Wet forensische zorg.
Ongeoorloofde afwezigheid als bedoeld in dit hoofdstuk is het gevolg van het zich onttrekken van een verpleegde aan de tenuitvoerlegging op één van de navolgende wijzen:
De verantwoordelijkheid voor de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde meldingen en inlichtingen bij ongeoorloofde afwezigheid berust bij het hoofd van de inrichting vanwaar de verpleegde zich heeft onttrokken. In de gevallen waarin de verpleegde zich met toestemming buiten de inrichting bevond op het moment van zijn onttrekking, bedoeld in artikel 3.2, onder b tot en met e, berust die verantwoordelijkheid bij het hoofd van de inrichting waar de verpleegde staat ingeschreven.
Bij constatering van een onttrekking, terwijl deze plaatsvindt of terstond nadat deze heeft plaatsgevonden, belt het hoofd onmiddellijk het alarmnummer van de politie met het oog op de aanhouding van de verpleegde die zich onttrekt.
Indien de ongeoorloofd afwezige zichzelf meldt, informeert het hoofd van de inrichting waar hij zich heeft gemeld, dan wel het hoofd van de inrichting waar hij staat ingeschreven, hierover onmiddellijk telefonisch:
Op dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen, bedoeld in artikel 1 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, van toepassing.
Ongeoorloofde afwezigheid als bedoeld in dit hoofdstuk is het gevolg van het zich onttrekken van een jeugdige aan de tenuitvoerlegging op één van de navolgende wijzen:
De verantwoordelijkheid voor de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde meldingen en inlichtingen bij ongeoorloofde afwezigheid berust bij de directeur van de inrichting vanwaar de jeugdige zich heeft onttrokken. In de gevallen waarin de jeugdige zich met toestemming buiten de inrichting bevond op het moment van zijn onttrekking, bedoeld in artikel 4.2, onder b tot en met e, berust die verantwoordelijkheid bij de directeur van de inrichting waar de jeugdige staat ingeschreven.
Bij constatering van een onttrekking, terwijl deze plaatsvindt of terstond nadat deze heeft plaatsgevonden, belt de directeur onmiddellijk het alarmnummer van de politie met het oog op de aanhouding van de jeugdige die zich onttrekt.
De directeur meldt de ongeoorloofde afwezigheid uiterlijk de eerstvolgende werkdag elektronisch aan de divisiedirecteur IZ door middel van registratie in het daartoe bestemde registratiesysteem.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling melding ongeoorloofde afwezigheid.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Huidige versie: 20190626