Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3595/GA, 29 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3595/GA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.T. de Haas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 december 2009 van de beklagcommissie bij de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Maashegge

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klagers raadsman, mr. A.H.T. de Haas, en, namens de directeur van voormelde z.b.b.i., [...], medewerker bij de z.b.b.i. Maashegge gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, via zijn raadsman op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, zulks ter voorkoming van onttrekking aan detentie, in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing
naar een meer beveiligde inrichting wegens het niet tijdig meewerken aan een verplichte urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft vervoersproblemen en kan daarom niet naar deze zitting komen. Klager verblijft regulier in Nederland. Hij woont overigens in Paraguay.
Klagers raadsman legt een pleitnota over en voert het woord overeenkomstig de inhoud daarvan. Een afschrift van die pleitnota is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingelast en herhaald. Voorts is nog het volgende aangevoerd.
Klager heeft niet eerder zijn medewerking aan een urinecontrole geweigerd. De inrichting heeft op klager de standaardprocedure voor de urinecontrole toegepast. Er had evenwel eerder nader onderzoek moeten worden gedaan naar aanleiding van klagers
klachten. De vervolgens aan klager opgelegde ordemaatregel was een stap te ver. In eerdere inrichtingen is klager in de gelegenheid gesteld om urine te produceren zonder direct toezicht. Daarom heeft klager nooit eerder soortgelijke problemen gehad.
Uit
de omstandigheid dat klager zelf heeft aangeven teruggeplaatst te willen worden naar een b.b.i., komt genoegzaam naar voren dat klager de problemen met de urinecontrole zo veel als mogelijk heeft willen beperken. In een b.b.i. zou hij immers minder
vaak
een urinecontrole hoeven te ondergaan.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De regelgeving met betrekking tot de urinecontrole is duidelijk. Indien een gedetineerde niet direct urine kan produceren, wordt hij gedurende vier uren – in afzondering – in de gelegenheid gesteld om die urine alsnog te produceren. In klagers geval
is,
omdat hij aangaf geen urine te kunnen produceren, toegestaan dat hij pas de volgende ochtend de urinecontrole behoefde te ondergaan en vervolgens heeft hij nog vier uur de tijd gekregen om aan de controle te voldoen. Klager heeft toen geen urine
geproduceerd. Dat wordt gezien als een weigering. Die weigering was aanleiding om hem voor te dragen voor overplaatsing naar een meer beveiligde inrichting. In klagers geval is gekeken naar klagers specifieke omstandigheden en naar aanleiding daarvan
is
besloten om hem voor te dragen voor overplaatsing naar een b.b.i. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de inrichting feitelijk maatwerk heeft verricht. Naar aanleiding van de urinecontrole is er contact geweest met de medische dienst. Klager is
vervolgens op 24 augustus 2009, in afwachting van zijn overplaatsing, in afzondering geplaatst. In beginsel geldt die maatregel voor veertien dagen. In klagers geval is de ordemaatregel na drie dagen beëindigd omdat hij toen al kon worden overgeplaatst
naar een b.b.i. Bij de inrichting was niets bekend over eventuele medische en/of psychische problemen bij het urineren onder toezicht. Uit het onderzoek van de directeur kwam wel naar voren dat er mogelijk bij klager sprake was van enige psychische
druk, op grond waarvan het produceren van urine onder toezicht problemen opleverde. De directeur heeft bij het opleggen van de maatregel klager gehoord. De directeur krijgt overigens regelmatig te horen dat gedetineerden niet onder toezicht kunnen
urineren.

3. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat, nu klager niet zou zijn gehoord voorafgaand aan de oplegging van de bestreden ordemaatregel, het beklag alleen al om die reden gegrond zou moeten worden verklaard. Nu namens de directeur uitdrukkelijk is aangegeven dat
klager, voorafgaand aan de oplegging van de ordemaatregel door de directeur is gehoord, zoals ook te lezen valt in de tekst van de mededeling van die ordemaatregel, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, acht de beroepscommissie voldoende
aannemelijk dat door de directeur is voldaan aan de wettelijke hoorplicht. Dit verweer slaagt daarom niet.

Ten aanzien van de bij de onderhavige urinecontrole gevolgde procedure overweegt de beroepscommissie het volgende.
In beginsel dient de directeur de procedure als beschreven in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen te volgen. Dat laat evenwel onverlet dat van die procedure kan worden afgeweken in die gevallen waarin het – om redenen van
(bijvoorbeeld)
medische of psychische aard – voor de gedetineerde onmogelijk is om volgens die procedure urine te produceren. In dit geval waren er van de zijde van klager voor en bij gelegenheid van de aanzegging van de urinecontrole voldoende signalen gegeven die
voor de directeur de noodzaak van een nader in te stellen onderzoek naar de (on)mogelijkheid voor klager om op reguliere weg urine te produceren aannemelijk hadden moeten maken en zonodig een aangepaste oplossing te vinden. Dat is echter niet geschied.
Dit is door de directeur tegenover de beklagcommissie feitelijk ook erkend. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende gevallen, in dit geval als onredelijk en onbillijk
dient te worden aangemerkt. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond dient te worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven