Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3655/GA, 29 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3655/GA

betreft: [klager] datum: 29 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwen Breda,

gericht tegen een uitspraak van 23 december 2009 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b. voor vrouwen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormeld h.v.b., gehoord.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klaagster heeft bij schrijven van 18 februari 2010 verzocht om aanhouding van de behandeling nu zij op de dag van de zitting bezoek zal ontvangen van haar kind.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het – na daaromtrent eerder te zijn gewaarschuwd – in strijd met het daaromtrent bepaalde in
de huisregels zich bevinden bij de cellen op een andere afdeling dan haar verblijfsafdeling.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor zover aan de directeur bekend is, wilde klaagster niet naar de zitting komen omdat ze de oproep daarvoor en de stukken te laat zou hebben ontvangen. Het is de directeur niet bekend dat zij niet wilde komen in verband met bezoek van haar kind.
Klaagster wist dat ze niet bij de op de gevangenisafdeling verblijvende gedetineerden mocht komen. In Breda zijn op de begane grond de gevangenisafdeling en een ‘extra zorgafdeling’ gehuisvest. Het h.v.b. bevindt zich op de eerste verdieping. Klaagster
moest bij binnenkomst in het gebouw direct de trap nemen naar de eerste verdieping. In plaats daarvan is zij naar de verblijfsruimte van een op de gevangenisafdeling verblijvende gedetineerde gelopen. Zij is toen dus de trap voorbijgelopen. Klaagster
weet dat zij direct de trap dient te nemen. Klaagster is op dat moment door het personeel gewaarschuwd. Korte tijd daarna is zij opnieuw de gevangenisafdeling opgelopen. Zij heeft toen aangegeven dat zij een foto wilde laten zien aan een
medegedetineerde, die zij kende van gezamenlijke activiteiten. Bij die tweede keer is haar verslag aangezegd en vervolgens is zij bestraft conform het sanctiebeleid van de inrichting. De beklagcommissie heeft de straf teruggebracht naar één dag. De
directeur kan zich daar niet mee verenigen. In haar optiek was de opgelegde disciplinaire straf redelijk en billijk. Daarnaast is de directeur van mening dat aan klaagster een te hoge tegemoetkoming is toegekend.

Klaagster heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht maar enkel om aanhouding van de behandeling verzocht om haar standpunt nader te kunnen toelichten.

3. De beoordeling
Klaagster heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep van de directeur verzocht. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek van klaagster, strekkende tot aanhouding van de behandeling
van
het beroep, afwijzen.

De beroepscommissie acht met de beklagcommissie voldoende aannemelijk dat klaagster zich, na daaromtrent eerder te zijn gewaarschuwd, in weerwil van het bepaalde in de huisregels heeft opgehouden op de gevangenisafdeling voor vrouwen van de p.i. Breda.
Dat gedrag is strafwaardig. De beklagcommissie was van oordeel dat daarvoor met de oplegging van een disciplinaire straf van één dag opsluiting in de eigen verblijfsruimte had kunnen worden volstaan. De beroepscommissie kan zich niet met dat oordeel
van
de beklagcommissie verenigen. Voldoende aannemelijk is geworden dat voor gedrag als het onderhavige in de inrichting een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte wordt opgelegd. De beroepscommissie acht geen feiten of
omstandigheden aannemelijk geworden die een afwijking van die strafmaat zouden kunnen rechtvaardigen. Dat maakt dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden
geacht. Dit leidt tot na te melden beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek van klaagster om aanhouding van de behandeling af. Zij verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven