Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0069/GM, 24 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/69/GM

betreft: [klager] datum: 24 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H. Boer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 december 2009 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 maart 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mr. W.H. Boer.

De tandarts verbonden aan de p.i. Haaglanden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 16 oktober 2009, betreft het nalaten van medisch handelen door de inrichtingstandarts.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
In juni 2009 is door de tandarts van p.i. Achterhoek te Zutphen een gat in de verstandskies linksboven geconstateerd. Voordat hij behandeld kon worden, is hij overgeplaatst naar de p.i. Vught. In Vught is een afspraak met de tandarts gemaakt, maar
voordat de afspraak op 22 juli 2009 kon plaatsvinden, is hij opnieuw overgeplaatst, naar p.i. Haaglanden.
Vanaf het begin heeft hij meerdere malen gevraagd om een afspraak bij de tandarts. Hij had een afspraak met de tandarts op 7 oktober 2009, maar die is niet doorgegaan omdat klager in afzondering was geplaatst. De afzondering is geen argument om klager
geen tandheelkundige behandeling te geven. Pas op 28 oktober 2009 is klager door de tandarts gezien. Zijn verstandskies kon niet meer gespaard worden en is getrokken. Klager had nog meer gaatjes en een tweede verstandkies, die ook een gat had, is
tevens
getrokken. Hij bleef pijn houden na het trekken. Klager blijft ook last houden van de kiezen die gaatjes hebben, vooral bij het poetsen. Zijn gaatjes zijn nog steeds niet allemaal gevuld. Een week terug is er een gaatje gevuld dat bij het constateren
heel klein was en inmiddels heel groot was geworden.
Klager heeft onnodig lang pijn ervaren en onherstelbare schade aan zijn gebit is ontstaan door het nalaten van de medische dienst om een afspraak te maken met de tandarts, het nalaten van de tandarts om op korte termijn te handelen en het nalaten van
de
vereiste adequate behandeling van het gebit van klager.
Hij is gedetineerd sinds 4 juni 2009. Vóór die tijd was zijn gebit in een goede conditie.

De tandarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is op 7 oktober 2009 opgeroepen door de tandarts, maar kon niet komen omdat hij in de afzonderingscel zat. Op 28 oktober 2009 is hij opnieuw opgeroepen en bij de tandarts geweest voor controle. Er zijn röntgenfoto’s gemaakt.
Op 11 november 2009 vond extractie van element 28 (verstandskies) plaats. Het advies van de tandarts was tevens element 18 (verstandskies rechtsboven) te trekken en gaatjes te vullen. De extractie stond gepland voor 8 december 2009. Klager was ervan
overtuigd dat de extractie gepland stond voor 18 november 2009. Niet begrepen wordt waarom hij dat denkt, omdat nooit van tevoren wordt gezegd wanneer de volgende behandeling plaats zal vinden. Vooral als er geen acute pijnklachten zijn. Klager zou nog
worden opgeroepen voor het vullen van gaatjes.

3. De beoordeling
Uit het behandelde ter zitting, de stukken en met name de nagekomen medische gegevens en het ‘toegeleidingsformulier tandarts’ en na de bestudering van de betreffende röntgenfoto’s is de beroepscommissie genoegzaam gebleken dat de inrichtingstandarts
op
zorgvuldige wijze te werk is gegaan om de problemen (pijnklachten) te verhelpen. Daarbij heeft de inrichtingstandarts klager meerdere behandelingen gegeven en twee verstandskiezen getrokken, hetgeen geen ongebruikelijke behandeling is wanneer gaatjes
worden geconstateerd in verstandskiezen.
Dat klagers behandeling die gepland stond voor 7 oktober 2009 geen doorgang heeft gevonden, omdat klager in afzondering was geplaatst, kan niet aan de inrichtingstandarts worden verweten, temeer nu uit de stukken volgt dat klager enkele dagen tevoren
in
een zodanige gemoedstoestand verkeerde dat hij met een meegenomen kraan een schade van circa € 10.000,= in de afzonderingscel heeft aangericht. Daarbij komt dat uit de medische gegevens niet blijkt dat klager voortdurend over kiespijn heeft geklaagd.
Nu niet is gebleken dat de inrichtingstandarts, op basis van zijn onderzoek en de röntgenfoto’s gestelde diagnose, een onjuiste behandeling zou hebben toegepast of dat de betreffende kiezen anderszins behouden hadden dienen te worden, is de
beroepscommissie, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze, tandarts, en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 maart
2010

secretaris voorzitter

Naar boven