Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0009/GA, 24 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/9/GA

betreft: [klager] datum: 24 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 december 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Noordsingel Rotterdam, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. F.A. ten Berge om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het niet doorgaan van een moment voor persoonlijke verzorging (p.v.) op 28 juni 2009, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Het is meerdere malen voorgekomen dat klager geen p.v.-momenten, sportmomenten en bibliotheekmomenten heeft gehad. Van de 24 uur zit klager 22 uur op cel.
Als dan wegens personeelstekort die momenten ook nog worden ingetrokken en niet worden gecompenseerd is dit buitenproportioneel. Bijna negen op de tien p.i.w.-ers zeggen dat er steeds minder personeel is voor hetzelfde aantal gedetineerden. Het
persoonlijk contact is bijna verdwenen.

De directeur heeft volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt en zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Nu er bij gebreke van andersluidende gegevens van uitgegaan moet worden dat klager in de week van 28 juni 2009 niet is gecompenseerd voor de uitval van het p.v.-moment en de gevolgen inmiddels niet meer ongedaan te maken zijn - klager verblijft niet
meer in Rotterdam - kan de beroepscommissie zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een nader te noemen tegemoetkoming
vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 24 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven