Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0101/GB, 22 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/101/GB

Betreft: [klager] datum: 22 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 januari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis De Berg te Arnhem afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2002 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis BGG te Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de bestreden beslissing is aangegeven dat het beleid een overplaatsing in de weg staat. Klager is van mening dat juist gelet op de persoonlijke omstandigheden er een belangenafweging dient plaats te vinden en dat van het beleid afgeweken dient te
worden. Voorts kan op grond van het selectieadvies niet de gerechtvaardigde conclusie worden getrokken dat klager volstrekt onhandelbaar is en op een afdeling met een b.g.g.-regime dient te verblijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 28 augustus 2009 in het b.g.g.-regime en heeft een verzoek tot overplaatsing ingediend op 24 november 2009. Klagers verzoek is afgewezen omdat hij na zijn plaatsing in de gevangenis BGG Vught nog geen zes maanden in het
b.g.g-regime verbleef en er van een overplaatsing nog geen sprake kon zijn. Ook klagers functioneren in het b.g.g-regime laat te wensen over. Hierdoor zal na die gestelde zes maanden een plaatsing in een regime van algehele gemeenschap niet opportuun
zijn. Een overplaatsing naar de gevangenis De Berg is niet mogelijk omdat deze inrichting niet over een b.g.g-regime beschikt.

4. De beoordeling
4.1. De bestreden beslissing houdt in dat beleid bij een verzoek tot overplaatsing is dat “men minimaal een half jaar in het regime moet verblijven alvorens men in aanmerking komt voor overplaatsing in een ander regime dan wel Penitentiaire
Inrichting”. In de penitentiaire regelgeving is geen grondslag voor het aannemen van een dergelijke termijn te vinden. Dat de selectiefunctionaris van bedoelde termijn uitgaat, acht de beroepscommissie mede tegen de achtergrond van artikel 18, vierde
lid, van de Pbw niet onbegrijpelijk. Daarbij dient te worden aangetekend dat bij de motivering van de afwijzing van een binnen bedoelde zes maanden gedaan verzoek moet worden aangegeven waarom er geen reden is een uitzondering op het bestaande beleid
te
maken.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag en het verloop van diens detentie verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin, welke onvoldoende grond vormen een
uitzondering te maken op het bestaande beleid. Derhalve kan de beslissing om klagers verzoek naar de gevangenis De Berg af te wijzen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 22 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven