Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0729/GV, 19 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/729/GV

betreft: [klager] datum: 19 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klagers oma is overleden en hij wil graag afscheid nemen van haar. Desnoods keert klager na de begrafenis terug om het restant van zijn straf uit te zitten. Klager vindt het onmenselijk dat nu het restant van zijn straf zo kort is hij zijn overleden
oma
niet mag bezoeken. De Nederlandse overheid behandelt Roemeense burgers anders dan de Nederlanders.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is geboren in Roemenië en er ligt volgens de vreemdelingenpolitie Utrecht een verzoek tot ongewenstverklaring van klager. Klager vraagt strafonderbreking aan om bij de begrafenis van zijn oma aanwezig te kunnen zijn in Roemenië. Zijn oma is
overleden op 14 maart 2010. Het OM adviseert negatief ten aanzien van een strafonderbreking vanwege klagers korte strafrestant en omdat klager geen band heeft met Nederland waardoor het risico op vluchtgevaar groot is. Uit de aangeleverde stukken kan
niet worden opgemaakt of het daadwerkelijk de oma van klager betreft. Daarnaast geeft artikel 5, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) aan dat de Minister in zeer bijzondere gevallen de gedetineerde kan toestaan
om tijdens een strafonderbreking in het buitenland te verblijven. In de toelichting op dit artikel wordt omschreven wanneer er sprake is van een dergelijk bijzonder geval. Dit kan zijn de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM adviseert negatief omdat het strafrestant dusdanig kort is dat het risico van vluchtgevaar hoog ingeschat wordt.
De vreemdelingenpolitie Utrecht geeft aan dat er een verzoek tot ongewenstverklaring is ingediend maar nog geen beslissing is genomen. Er is geen actuele dreiging maar een advies voor strafonderbreking geeft de vreemdelingenpolitie niet.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens kort gezegd het voorhanden hebben van middelen tot vervalsing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 mei 2010.

Op grond van artikel 36 juncto artikel 24 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Artikel 5, eerste lid, van
de Regeling bepaalt dat de Minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken valt aan gevallen, waarin de
levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde is overleden. Het overlijden van een grootmoeder is, gelet op de toelichting van artikel 5 van de Regeling, in beginsel niet een bijzondere omstandigheid op grond waarvan een gedetineerde
gedurende
de strafonderbreking in het buitenland kan verblijven. Mede gelet op de inschatting van het vluchtgevaar door het OM en de verzochte duur van de strafonderbreking kan de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de
inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 10 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven