Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0269/GV, 10 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/269/GV

betreft: [klager] datum: 10 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 januari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is in strijd genomen met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het verlof zou op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar moeten worden geacht vanwege de daaraan verbonden risico’s. Voor wat betreft het advies van het OM
kan erop worden gewezen dat dit kennelijk is gebaseerd op informatie uit het justitieel documentatieregister. Bij eerdere veroordelingen gaat het om omstandigheden die klager in het verleden betreffen, terwijl voor een adequate beoordeling van het
verzoek om verlof het klager als persoon in de nabije toekomst betreft. Daarover wordt in de bestreden beslissing niets vermeld. In dit verband is de bestreden beslissing niet naar behoren gemotiveerd. Van informatie, adviezen van andere betrokkenen,
in
het bijzonder politie en reclassering, wordt in het geheel geen melding gemaakt. Uit de bestreden beslissing blijkt ook niet of deze informatie is ingewonnen. Het advies van de inrichting is kennelijk gebaseerd op het advies van het OM. Derhalve blijft
onduidelijk op grond van welke informatie de bestreden beslissing is genomen. De bestreden beslissing is dan ook niet zorgvuldig genomen. Klager zal over een aantal maanden in vrijheid worden gesteld en heeft er alle belang bij om zijn terugkeer in de
maatschappij middels verlof voor te bereiden en om zichzelf in dat opzicht te bewijzen. In de periode voorafgaande aan klagers detentie heeft hij een geregeld leven geleid en had hij regelmatig werk. Ook heeft klager thans weer een aanbod gekregen om
te
gaan werken bij een schildersbedrijf. In een nadere toelichting voert klager aan dat de Advocaat-Generaal niet over het strafdossier beschikt en zijn advies daarom onvolledig is. Het advies is enkel gebaseerd op justitiële documentatie. Ook staan er
feitelijke onjuistheden in.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Staatssecretaris heeft het verlof afgewezen op grond van de verkregen adviezen van het OM en de inrichting. Het OM benadrukt dat er in de zaak waar klager thans voor gedetineerd zit sprake is van acht strafbare feiten. Klager is een veelpleger en
het
is niet de vraag of, maar enkel de vraag wanneer hij nieuwe strafbare feiten zal plegen indien hem vrijheden worden verleend. De inrichting gaat ondanks klagers positieve gedrag op de afdeling waar hij verblijft, mee in het advies van het OM. Op grond
van artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is het niet verstandig om klager verlof toe te kennen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De Advocaat-Generaal bij het ressortparket te ’s Gravenhage heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld, wegens het plegen van diefstal. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenissen te ondergaan van in totaal twee dagen. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 4 juni 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen, omdat hij dient te worden aangemerkt als een veelpleger. Omdat klager in zijn strafzaken nog niet onherroepelijk is veroordeeld, is nog geen aanvang gemaakt met een programma gericht op het terugdringen van
recidive.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging
van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 10 maart 2010

secretaris voorzitter

Naar boven