Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2496/GA, 26 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2496/GA

betreft: [klager] datum: 26 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2009 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 december 2009, gehouden in de locatie De Marwei te Leeuwarden, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de insluiting tijdens de voor de arbeid bestemde tijd gedurende één maand.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kan zich niet vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. In de inrichting verblijvende gedetineerden worden, als zij niet deelnemen aan de arbeid, ingesloten. Dat is anders indien de gedetineerde arbeidsongeschikt is. Klager was door
de
inrichtingsarts slechts gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. Hij werd geschikt geacht voor het verrichten van eenvoudige werkzaamheden. Dat soort werk was in de inrichting voorhanden. De directeur weet niet of de werkmeester klager andersoortig
werk heeft aangeboden. Indien er geen aangepast werk aangeboden had kunnen worden, zou klager buiten zijn schuld niet kunnen deelnemen aan de arbeid. In dat geval zou de insluiting onterecht zijn geweest. De arts heeft klager nooit volledig
arbeidsongeschikt verklaard.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had een vinger gebroken en werd vervolgens ingesloten tijdens de arbeidsuren. Hij heeft bij de medische dienst gevraagd om daarom arbeidsongeschikt te worden verklaard. Dat wilde de medische dienst niet doen. Klager is vervolgens gedurende twee
maanden ingesloten tijdens het arbeidsblok. Hij heeft hierover gesproken met de inrichtingsarts. Deze gaf aan niets te kunnen doen voor klager en dat klager dit maar diende te bespreken met de directeur. Klager werkte toen op de metaalafdeling. Daar
moest hij dingen doen die hij niet kon. Zo moest hij ondermeer dingen tillen. Desgevraagd gaf de werkmeester aan dat klager zijn werk moest doen of terug moest gaan naar de afdeling. Uiteindelijk heeft de arts klager enige tijd arbeidsongeschikt
verklaard. Klager heeft toen één maand niet gewerkt en is vervolgens weer begonnen bij de arbeid. Klager werd geschikt geacht voor het verrichten van eenvoudige werkzaamheden. Op de werkzaal kreeg hij toen echter geen aangepaste arbeid aangeboden.
Klager begrijpt nog steeds niet waarom hij steeds werd ingesloten. Klager geeft ter zitting van de beroepscommissie de toestemming om zijn medische gegevens op te vragen bij de inrichtingsarts.

De directeur heeft daarop nog het volgende naar voren gebracht. Nu klager geen bezwaar heeft tegen inzage in zijn medisch dossier zal de directeur er zorg voor dragen dat de beroepscommissie een afschrift van de relevante delen uit dat dossier krijgt
toegezonden.

3. De beoordeling
Hetgeen door de directeur naar voren is gebracht ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag, kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Klager heeft binnen zeven dagen na het einde van de tenuitvoerlegging van de
bestreden beslissing van de directeur een klaagschrift gezonden aan de beklagcommissie. Het beklag is daarom tijdig ingediend en klager is op goede gronden ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

Bij mailbericht van 4 januari 2010 heeft het secretariaat de directeur herinnerd aan zijn toezegging ter zitting en verzocht alsnog de relevante delen van het medisch dossier toe te zenden. Bij het secretariaat zijn de verzochte relevante passages uit
het medisch dossier op 24 februari 2010 nog niet ingekomen en de beroepscommissie zal het beroep thans afdoen zonder kennisname van die voor de beoordeling van belang zijnde passages. Klager en de directeur hebben uiteenlopend verklaard over de periode
van arbeidsongeschiktheid en de vraag of er van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid sprake was. De directeur is in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt te onderbouwen door overlegging van onderdelen van het medisch dossier en hij heeft
van
die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De beroepscommissie gaat er daarom vanuit dat aannemelijk is hetgeen klager over het verloop en de mate van zijn arbeidsongeschiktheid heeft verklaard. Voorts heeft de directeur in het midden gelaten of klager
gepaste arbeid is aangeboden en acht hij een dergelijk aanbod van bepalende betekenis. Onder deze omstandigheden moet de beslissing om klager tijdens de arbeidsuren in te sluiten – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk
en
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven