Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3681/GB, 8 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3681/GB

Betreft: [klager] datum: 8 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Weehuizen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 januari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 februari 2009 gedetineerd en hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Tilburg. Op 22 december 2009 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan de IJssel. De fictieve einddatum van klagers
detentie is gesteld op 13 mei 2010.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i. Weliswaar heeft klager documentatie, maar de resterende duur van de door de rechtbank bepaalde gevangenisstraf is thans zodanig beperkt dat de documentatie geen argument mag
vormen.
Klager heeft in de p.i. Tilburg een diploma behaald (VCA voor leidinggevenden) en in een z.b.b.i. zou hij de studie kunnen vervolgen. Klager heeft zich ook opgegeven voor het Programma Terugdringen Recidive (TR). Klagers partner woont in de gemeente
Heusden en het is van groot belang dat klager haar zoveel mogelijk kan steunen bij de opvoeding en verzorging van hun zoon, die onder toezicht staat van Bureau Jeugdzorg. Vanuit Jeugdzorg is herhaaldelijk aangegeven dat klagers aanwezigheid voor het
kind zeer goed zou zijn. Klagers vader is bedlegerig en klagers moeder is hartpatiënt en nauwelijks in staat haar echtgenoot te verzorgen. Klager zou zijn ouders veel beter kunnen ondersteunen als hij geplaatst zou worden in een z.b.b.i. of p.i.
dichterbij Heusden, waar ook zijn ouders wonen.
Klagers verlofadres bij zijn partner is akkoord bevonden. Bovendien heeft de werkgever bij wie klager tot zijn detentie werkzaam was laten weten dat klager direct weer kan komen werken. Het lijkt dat de plaatsing in de p.i. Krimpen aan de IJssel meer
voorkomt uit de sluiting van de p.i. Tilburg en de beschikbaarheid van capaciteit in de p.i. Krimpen aan de IJssel en dat daarbij minder gelet is op de op klager van toepassing zijnde omstandigheden. Volgens klager is geen juiste motivering gehanteerd.
Ook om die reden kan de bestreden beslissing niet in stand blijven.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het voorstel van de p.i. Tilburg tot plaatsing van klager in een z.b.b.i. is afgewezen in verband met het negatieve advies van de Advocaat-Generaal, het recidiverisico en het feit dat klager zijn delict gepleegd heeft in de proeftijd van een eerdere
veroordeling. De Advocaat-Generaal heeft in zijn advies aangegeven dat klager is veroordeeld wegens gewelddelicten met blijvend letsel tot gevolg. De plaatsing van klager in de p.i. Krimpen aan de IJssel is inderdaad mede het gevolg van de sluiting van
de p.i. Tilburg. Abusievelijk is in de beslissing van 4 januari 2010 gesteld dat ‘een afstand van nog geen 50 kilometer’ overbrugbaar zou moeten zijn. Dit had moeten zijn ‘van nog geen 90 kilometer’. Deze afstand is binnen een uur af te leggen en lijkt
alleszins redelijk.
Nu klager kort na zijn vrijlating opnieuw vanwege een gewelddelict in verzekering is gesteld maakt dat aannemelijk dat er wel degelijk gevaar is voor recidive. Het feit dat klager zich niet laat weerhouden van gewelddadig handelen door het gegeven dat
hij nog in de proeftijd loopt van een eerdere soortgelijke veroordeling heeft de selectiefunctionaris doen besluiten klager op dat moment nog niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een z.b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in het bijzonder gewicht toegekend aan het negatieve advies van de Advocaat-Generaal en het daarin vervatte gegeven dat klager is veroordeeld voor forse gewelddelicten waarbij slachtoffers blijvend letsel hebben bekomen. Voorts heeft klager
een soortgelijk delict gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Hetgeen namens klager is aangevoerd omtrent klagers persoonlijke omstandigheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven