Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0412/GV, 3 maart 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/412/GV

betreft: [klager] datum: 3 maart 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 februari 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman mr. B.M. Beg om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Vanwege het drugsontmoedigingsbeleid is klagers verlofaanvraag afgewezen. In verband met de positieve score op cocaïne is klager een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen strafcel en heeft
hij drie verloven verloren als gevolg van de opgelegde disciplinaire straf. Nadien is hem meegedeeld dat hij nog driemaal voor verlof in aanmerking zou komen. De beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf beoogt om hem twee verloven te
weigeren. In dit geval worden hem vijf verloven onthouden.
Hij heeft zich gedurende zijn gehele detentie zeer goed gedragen en positief opgesteld. Hij heeft nooit een rapport gehad voor wangedrag.
Klagers vader heeft een slechte gezondheid en kan niet goed voor zichzelf zorgen. Hij kan klagers hulp hard gebruiken. Klager heeft een medische verklaring van de behandelend arts van zijn vader overgelegd.
Hij hoopt dat de beroepscommissie een nieuwe beslissing zal nemen en hem een tweede kans zal gunnen, zodat klager aan zijn toekomst kan werken. Hij is nu al ruim drie jaar gedetineerd, waarvan twee jaar in Duitsland.
Verzocht wordt om het beroep met spoed te behandelen, zodat klager zo spoedig mogelijk, zij het waarschijnlijk met enige vertraging, het verlof van 6 maart 2010 kan genieten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 16 november 2009 is harddrugsgebruik geconstateerd en is klager vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met regimair verlof overgeplaatst naar een b.b.i. zonder regimair verlof. Zijn strafrestant bedroeg op dat moment nog 260 dagen. Als
gevolg van artikel 16 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kon klager gelet op zijn strafrestant vier algemene verloven aanvragen.
Volgens het drugsontmoedigingsbeleid worden de eerste twee verlofaanvragen afgewezen, waardoor een eerst mogelijk verlof plaats kan vinden na 21 april 2010. Er zijn geen redenen om van dit beleid af te wijken.
In beroep heeft klager aangegeven dat zijn vader een slechte gezondheid heeft. Dit moet klager ook bekend zijn geweest op het moment van drugsgebruik gedurende vrijheden vanuit detentie. Indien klagers vader niet in staat is om hem te bezoeken, kan hij
een verzoek als vermeld in artikel 25 van de Regeling indienen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
TR heeft aangegeven dat er een aanwijsbaar probleem is met middelengebruik en heeft geadviseerd eerst verlof te verlenen en daarna opnieuw naar de fasering te kijken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en drie maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De datum van invrijheidstelling is bepaald op of omstreeks 3 augustus 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van een verlofaanvraag na het gebruik van harddrugs.

Op 16 november 2009 is bij terugkomst van een regimair verlof geconstateerd dat klager harddrugs had gebruikt. Dit gebruik is door middel van een herhalingsonderzoek en een bevestigingsonderzoek vastgesteld. Op grond van het drugsontmoedigingsbeleid
komt klager na geconstateerd gebruik van harddrugs gedurende een periode van zes maanden niet in aanmerking voor algemeen verlof. De selectiefunctionaris heeft dit aldus uitgelegd dat klager niet in aanmerking komt voor de eerstvolgende twee verloven.
Klager heeft aangevoerd dat zijn vader een slechte gezondheid heeft en zijn hulp hard kan gebruiken. De selectiefunctionaris heeft klager erop gewezen dat, indien zijn vader niet in staat zou zijn om klager te bezoeken in de inrichting, de mogelijkheid
bestaat om ex artikel 25, eerste lid, van de Regeling incidenteel verlof aan te vragen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie vormt het door klager aangevoerde geen bijzondere omstandigheid die een afwijking van het drugsontmoedigingsbeleid zou rechtvaardigen. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 maart 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven