Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2926/GA, 22 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2926/GA

betreft: [klager] datum: 22 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2009 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Scheveningen te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 januari 2010, gehouden in de locatie Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had verlof aangevraagd om zijn opa te bezoeken. Klager wilde graag nog een keer met zijn opa kunnen spreken voordat deze zou overlijden. Klagers opa is tien dagen na de afwijzing van het verlof overleden aan lymfeklierkanker. Klager vindt het
daarom onbegrijpelijk dat door de medisch adviseur gesteld wordt dat het beter met zijn opa zou gaan. Feitelijk is het een triest verhaal. De directeur heeft zich in dit geval verscholen achter een advies van de medisch adviseur. Dat had hij niet mogen
doen. Dat advies was immers erg vaag. De situatie van klagers opa was slecht. Hij was voordien al bediend. Dat is een aanwijzing hoe slecht het met de man ging. Klager is van mening dat de directeur hier rekening mee had moeten houden. Voor zover de
directeur heeft aangegeven dat de regeling geen ruimte zou bieden voor het verlenen van verlof in gevallen als het onderhavige, is dat onjuist.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het verzoek om incidenteel verlof is bij de medisch adviseur om advies gevraagd. De medisch adviseur gaf aan dat verlofverlening niet noodzakelijk zou zijn omdat het kennelijk weer wat beter met klagers opa ging. Overigens
adviseerde
het Openbaar Ministerie eveneens negatief. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting biedt in gevallen als het onderhavige de mogelijkheid om incidenteel verlof te verlenen.

3. De beoordeling
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht in verband met de gezondheidstoestand van zijn opa. Anders dan door de directeur in de mededeling van zijn (afwijzende) beslissing staat vermeld biedt artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting de mogelijkheid tot het verlenen van incidenteel verlof voor het brengen van een bezoek aan (onder meer) een in levensgevaar verkerende grootouder. Een dergelijk geval deed zich hier voor. In zoverre is de beslissing van de directeur
onjuist.
De directeur is evenwel daarnaast bij het nemen van zijn beslissing afgegaan op het advies van de medisch adviseur. Op dat advies mocht de directeur, gelet op de deskundigheid van de medisch adviseur, vertrouwen. De medisch adviseur heeft (onder meer)
het volgende aangegeven:
“Na medische informatie te hebben ingewonnen bij de verpleeghuisarts kan ik u berichten dat het met opa weer wat beter gaat. Geen reden voor een omgekeerd bezoek.”
Dit advies maakt dat de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven