Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3109/GB, 18 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3109/GB

Betreft: [klager] datum: 18 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R.C. van der Weele namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 8 januari 2010 door een lid van de Raad gehoord. Daarvan is een verslag opgemaakt, welk verslag naar de selectiefunctionaris is verstuurd. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding van het verslag
gereageerd. Die reactie is ter kennisneming verstuurd naar klager en diens raadsvrouw. De raadsvrouw heeft bij faxbericht van 21 januari 2010 gereageerd. Op laatstgenoemd faxbericht heeft de selectiefunctionaris op 26 januari 2010 gereageerd, welke
reactie ter kennisneming naar klager en diens raadsvrouw is opgestuurd. De raadsvrouw heeft daarop bij brief van 1 februari 2010 gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 september 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Maashegge te Overloon. Op 15 september 2009 is hij teruggeplaatst in de b.b.i. Maashegge te Overloon.

2.2. Bij uitspraak van 18 februari 2010, met nummer 09/2927/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 8 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de locatie
Overloon te Maashegge betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel in afwachting van klagers herselectie, gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De directeur heeft geadviseerd om klager over te plaatsten vanwege werkweigering. De selectiefunctionaris heeft ten onrechte het incident bij de werkgever [...] als verwijtbare werkweigering opgevat. Klager wilde werken, maar niet tegen zijn
levensbeschouwing in. Klager weigerde om met dood paardenvlees te werken. De stelling van de directeur dat het werken bij een externe werkgever van essentieel belang is tijdens een verblijf in een open inrichting houdt geen stand. Uit de bestreden
beslissing volgt ineens een geheel nieuw verwijt, namelijk sloom en ongeïnteresseerd gedrag. Er zijn geen klachten over het werk dat klager intern en extern heeft verricht. De directeur heeft ook niet geadviseerd om terugplaatsing vanwege klagers
houding of tempo. In het selectieadvies staat dat klager goed gedrag heeft vertoond. Klager erkent dat hij zich tweemaal verslapen heeft. Maar als dat een grond vormt voor herselectie, dan had dat direct meegedeeld moeten worden. Op zijn minst had
klager voor herselectie gewaarschuwd moeten worden. Klager heeft één waarschuwing gehad en hij heeft zich daarna niet meer verslapen.
Er wordt uitgegaan van onjuiste informatie. Zo is het onjuist dat klager zonder overleg gestopt is met werken en verzuimd heeft zijn werkgever in te lichten. De inrichting heeft klager bevolen de werkplek te verlaten. Het klopt dat klager vooraf niet
expliciet heeft aangegeven dat hij niet met paardenvlees mocht werken. Dat is niet verwijtbaar.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op grond van disfunctioneren teruggeplaatst naar een b.b.i. Klager heeft zich meerdere malen verslapen en hij liet een ongemotiveerde indruk achter. Na meerdere waarschuwingen en disciplinaire straffen veranderde dit gedrag niet. Bij goed
functioneren kan klager vanaf 15 januari 2010 weer in aanmerking komen voor verdere detentiefasering.
Het incident bij de werkgever moet als werkweigering worden beschouwd. Klager heeft vooraf niet aangegeven dat hij niet met paardenvlees mocht werken. Hij is zonder overleg gestopt met werken en teruggegaan naar de inrichting. Klager heeft verzuimd de
werkgever op de hoogte te stellen. Hij heeft geen contact gezocht met de inrichting en heeft zonder toestemming de werkplek verlaten.

4. De beoordeling
4.1. De z.b.b.i. Maashegge is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een zeer beperkt beveiligingsniveau. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap
worden
geplaatst.

4.2. Uit het selectieadvies van 11 september 2009 volgt dat geadviseerd is klager terug te plaatsen naar een b.b.i. omdat het niet mogelijk was om klager aan het werk te krijgen en houden. Gelet op hetgeen in dit advies is opgemerkt over de
werkhouding van klager en gelet op het feit dat klager die zou gaan werken in een slagerij geen mededeling heeft gedaan van zijn bezwaren met paardenvlees te werken en daarom zijn werkzaamheden plotseling heeft afgebroken, is de beslissing van de
selectiefunctionaris bij afweging van alle feiten en omstandigheden niet onbillijk of onredelijk te achten, zodat het tegen de bestreden beslissing ingestelde beroep ongegrond zal worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 februari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven