nummer: 09/2927/GA
betreft: [klager] datum: 18 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.C. van der Weele, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.C. van der Weele, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Maashegge.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel in afwachting van klagers herselectie.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – kort weergegeven – als volgt toegelicht.
Aan klager is vanuit de inrichting meegedeeld dat [...] een varkensvleesverwerkend bedrijf is. Klager twijfelde niet aan de juistheid van die mededeling omdat paardenvlees veel minder courant is dan varkensvlees. Als klager juist geïnformeerd was, dan
had klager kunnen aangegeven dat werken met paardenvlees tegen zijn zwaarwegende principes was. De omvang van het paardenvleesverbod voor Sinti is niet goed begrepen. Klager heeft geen werk geweigerd of zich op andere wijze misdragen. Terugplaatsing
uit
een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) kan geen zelfstandige grond voor een afzonderingsmaatregel vormen. De afzondering was niet noodzakelijk in het belang van de handhaving van de orde of de
veiligheid. Van vluchtgevaar is in het geheel niet gebleken. Het einde van de detentie was in zicht. Ook in een b.b.i. kan je een weekend wegblijven.
Voor zijn detentieperiode, had klager ongeveer anderhalf uur bij [...] gewerkt. Hij is daar toen gestopt, omdat het werk hem niet beviel. Klager heeft zes dagen in afzondering verbleven. Het was een streng regime. Klager mocht maar één keer per dag
luchten.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van een disciplinaire straf, maar van een standaard maatregel. De gedetineerde wil resocialiseren. Er is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid voor het resocialisatietraject. Ten aanzien van klager waren de
resocialisatiemogelijkheden in een open regime beperkt. Hij werd daarom voor herselectie aangeboden.
Van gedetineerden die in een z.b.b.i. verblijven is bekend dat zij met vrijheden kunnen omgaan. Als sprake is van herselectie, staat ook ter discussie of de betreffende gedetineerde met de vrijheden kan omgaan. Daarom wordt in een dergelijk geval een
afzonderingsmaatregel opgelegd. Bij iedere gedetineerde die vanuit een z.b.b.i. voor herselectie wordt aangeboden voor een meer gesloten regime, is sprake van vluchtgevaar. Een gedetineerde die ziet dat zijn vrijheden gevaar lopen kan – indien hij dat
wil – zo naar buiten lopen.
3. De beoordeling
Uitgangspunt is – zo volgt ook uit de Memorie van toelichting bij de Pbw terzake – dat tot plaatsing in afzondering kan worden overgegaan in afwachting van overplaatsing van een gedetineerde. Het kan daarbij gaan om het overbrengen van een gedetineerde
naar een meer gesloten regime. Daarmee biedt de Pbw dan ook voldoende basis om bij een overplaatsing van een z.b.b.i. naar een b.b.i. een afzonderingsmaatregel op te leggen. In het onderhavige geval kan de afzondering de toets van de redelijkheid en
billijkheid niet doorstaan. Klager is gestopt met de werkzaamheden, maar heeft daarbij duidelijk te kennen gegeven dat de weigering te werken voortkwam uit zijn levensovertuiging dat het voor Sinti’s verboden is om in aanraking te komen met
paardenvlees. Het gaat te ver om onder die omstandigheden tot afzondering over te gaan. Omdat de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te
kennen. De beroepscommissie merkt nog op dat de gronden voor de overplaatsing van klager in deze procedure niet ter beoordeling staan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 februari 2010
secretaris voorzitter