Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3174/GA, 11 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3174/GA

betreft: [klager] datum: 11 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 november 2009 van de beklagcommissie bij de locatie De Karelskamp te Almelo

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 januari 2010, gehouden in p.i. De Berg te Arnhem, is klager gehoord. De directeur van de locatie De Karelskamp heeft schriftelijk laten weten wegens ziekte niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een te laag kreatininegehalte in de urine.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is in een isoleercel geplaatst vanwege een te laag kreatininegehalte in de urine. Klager heeft met de directeur hierover gesproken, maar dat had
geen enkel effect. Hij geloofde klager niet. Klager rookt en blowt niet. Klager heeft niet eerder een sanctie opgelegd gekregen na een urinecontrole. Klager heeft er geen enkel belang bij te frauderen of harddrugs te gebruiken. Klager doet veel aan
sporten en drinkt dagelijks drie tot vijf liter water.
Op de ochtend van de betreffende urinecontrole stond klager om kwart over zes op. Hij heeft die ochtend wat water gedronken. Van tevoren is hem niet medegedeeld dat een urinecontrole zou plaatsvinden. Klager heeft de avond daarvoor gesport.
Gedurende de 48 maanden dat klager thans gedetineerd is, heeft hij nimmer positief gescoord en ook nooit een kreatininegehalte van minder dan 2,0 mmol/l. Ook als klager terugkwam van verlof werd hem een urinecontrole afgenomen. Ook hierbij scoorde
klager negatief. Klager heeft om een tweede urinecontrole verzocht, maar dat is afgewezen. Klager meent dat hij met een nieuwe urinecontrole zijn gelijk had kunnen aantonen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen, kan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd indien gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is vastgesteld, de gedetineerde weigert aan de
urinecontrole mee te werken dan wel is gebleken dat de gedetineerde met het urinemonster heeft gefraudeerd.

Op 11 oktober 2009 heeft klager een urinecontrole ondergaan. Uit het onderzoek van het Deltalab is gebleken dat het urinemonster een kreatininegehalte had van 0,9 mmol/l. Als regel geldt dat bij een kreatininegehalte van minder dan 2,0 mmol/l uitgegaan
mag worden van fraude. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Aan de orde is derhalve de vraag of er in het onderhavige geval van bijzondere omstandigheden sprake is.

Voor de beantwoording van deze vraag hecht de beroepscommissie belang aan de onweersproken stelling van klager dat hij gedurende zijn detentie nimmer positief heeft gescoord op gedragsbeïnvloedende middelen en hij veel water drinkt in verband met
sporten, terwijl hij ook die ochtend voor de onverwachte controle al water had gedronken. Ter zitting heeft klager nog aangevoerd dat hij ook na terugkomst in de inrichting na verlof nimmer positief heeft gescoord. Verder is gesteld noch gebleken dat
klager ooit in verband is gebracht met het gebruik van of handel in verdovende middelen in de inrichting. Tegen deze achtergrond geeft de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager een belang
heeft om de uitslag van de urinecontrole te beïnvloeden.
Het beroep is derhalve gegrond en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en de beslissing van de directeur zal worden vernietigd. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet
meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze vast op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.G. Coumans en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven