nummer: 09/3242/GA
betreft: [klager] datum: 10 februari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 november 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie hield zitting op 13 januari 2010 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Klagers raadsman, mr. G. Ocak heeft schriftelijk laten weten dat hij noch klager ter zitting aanwezig konden zijn. De directeur van het detentiecentrum heeft eveneens schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens het veroorzaken van een brandalarm door eten in de magnetron te zetten en dit niet in de gaten te houden (waardoor rookontwikkeling ontstond). Door het afgaan
van het alarm moest de brandweer naar de inrichting komen.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. De beklagrechter heeft het beklag wel gegrond verklaard, maar is niet ingegaan op de door klager aangevoerde argumenten. Het opwarmen van eten
kan nooit leiden tot rookontwikkeling, tenzij er een defect aan het apparaat is. Op 8 september 2009 is klagers magnetron van zijn cel gehaald voor een controle. De dag erna kreeg hij een andere ervoor terug. Hieruit blijkt wel dat de magnetron die
klager aanvankelijk had inderdaad defect was.
Klagers straf heeft zes dagen geduurd, terwijl er vijf dagen waren opgelegd.
De plaatsvervangend locatiedirecteur heeft -onder verwijzing naar het eerder aangevoerde verweer- schriftelijk aangegeven dat klager tijdens het bereiden van een maaltijd zijn cel heeft verlaten en de magnetron onbeheerd heeft achtergelaten. Er is iets
misgegaan, waardoor er rookontwikkeling is ontstaan. Hierdoor zijn de orde en de veiligheid in gevaar gebracht. De brandweer is ter plaatse geweest en het dagprogramma is stilgelegd. De betreffende magnetron is gecontroleerd op gebreken en daarvan is
niet gebleken.
Klager is niet binnen de gestelde 15 uur gehoord. Bij de afhandeling van het rapport is rekening gehouden met de tijd die klager in afwachting van de afhandeling in afzondering heeft verbleven.
3. De beoordeling
In beginsel staat voor een gedetineerde geen beroep open indien de beklagrechter het door hem ingediende beklag gegrond heeft verklaard, hetgeen zou moeten leiden tot de slotsom dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Nu
echter de beklagrechter het beklag weliswaar gegrond heeft verklaard omdat -kort gezegd- de in artikel 24, vierde lid, Pbw genoemde periode van ten hoogste 15 uren (het zogenaamde bewaardersarrest) is overschreden, maar daarbij heeft overwogen dat de
beslissing van de directeur tot toepassing van de disciplinaire straf niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht, heeft zij het beklag (feitelijk) materieel ongegrond verklaard. Tevens heeft zij overwogen dat voor enige tegemoetkoming als bedoeld
in artikel 68, zevende lid, van de Pbw geen grond bestaat. Gelet daarop heeft klager belang bij een beoordeling van zijn klacht in beroep en zal de beroepscommissie het beklag alsnog inhoudelijk beoordelen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Uit de stukken valt duidelijk af te leiden dat klager onzorgvuldig heeft gehandeld door eten in de
magnetron klaar te maken en vervolgens tijdens de bereiding zijn cel te verlaten. Door de ontstane rookontwikkeling waardoor de brandweer heeft moeten uitrukken, heeft klager de orde en veiligheid in gevaar gebracht. Bij het bepalen van de duur van de
opgelegde straf heeft de directeur, zoals blijkt uit zijn verklaringen, rekening gehouden met de dag die klager voorafgaand aan de tenuitvoerlegging in afzondering heeft verbleven. Alles in aanmerking genomen kan de opgelegde straf noch de duur ervan
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 februari 2010
secretaris voorzitter