Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2749/GA en 09/2787/GA, 8 februari 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2749/GA en 09/2787/GA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 4 september 2009 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 december 2009, gehouden in de locatie De Marwei, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.M. Penn en [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagcommissie
de beklagen betreffen:
a. het stelselmatig onderzoeken van klager aan lichaam (visiteren) en kleding (fouilleren);
b. het opnemen en uitluisteren van alle gevoerde telefoongesprekken.

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tegen iedere beslissing van de directeur om hem te laten visiteren, fouilleren en om toezicht te houden op de telefoongesprekken een klaagschrift ingediend. Om volledig te zijn, heeft hij bij ieder klaagschrift steeds weer dezelfde
bijlagen
bijgevoegd. Klager is die beklagen gaan instellen naar aanleiding van uitspraken van de beklagcommissie. De onderhavige beklagen betreffen de periode van 29 juli 2009 tot en met 26 augustus 2009. In die periode werd klager dagelijks gefouilleerd. Dat
is
overigens doorgegaan tot eind oktober 2009. Daarnaast werd klager in die periode in ieder geval wekelijks eenmaal gevisiteerd en daarnaast werd hij na ieder bezoek, dat ongeveer twee keer per maand kwam, gevisiteerd. Klager is in de betreffende periode
vijf tot zes keer gevisiteerd. Een en ander is – ten aanzien van De Marwei – eigenlijk vanaf 17 juni 2009 aan de orde. In de eerste maand waren alle in de Circulaire gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (hierna de Circulaire) vermelde
toezichtmaatregelen op klager van toepassing. De beklagcommissie heeft vervolgens tijdens de eerste behandeling van een klacht van klager deze klacht gegrond verklaard. Omdat de maatregelen daarna doorgingen, is klager de afzonderlijke klachten gaan
indienen. Klager begrijpt dat hij door het personeel als lastig wordt ervaren. Indien echter de beklagcommissie de onderhavige klachten goed zou hebben onderzocht en daarop op juiste wijze zou hebben beslist, dan zou dit alles niet langer nodig zijn
geweest. Klager staat inmiddels al 21 maanden op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Sinds twee maanden is zijn status op die lijst gewijzigd van ‘hoog’ in ‘verhoogd’. Reden voor klagers plaatsing op die lijst
is dat hij in 2007 een vluchtpoging heeft ondernomen vanuit De Schie in Rotterdam. Klager wilde daar over de muur klimmen maar dat is niet gelukt. Naar aanleiding daarvan is hij toen overgeplaatst naar Vught. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot
een gevangenisstraf van zes jaren. Klager heeft hoger beroep ingesteld. Klager is vanuit De Schie in de Extra beveiligde inrichting (e.b.i.) in Vught gekomen. Klager had toen de status hoog op de GVM-lijst. Klager heeft toen negen maanden lang enkel
uitsluiting van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten opgelegd gehad. Er was toen nog geen sprake van regelmatige visitaties of fouilleringen. Die maatregelen werden aan klager opgelegd toen hij vanuit de e.b.i. werd overgeplaatst naar de
gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden (b.g.g.).
In klagers geval wordt steeds weer gewezen naar de GVM-lijst. Klager is evenwel van mening dat daardoor zijn rechten, zoals (onder meer) vastgelegd in het EVRM, worden geschonden. Hij gedraagt zich al langere tijd als een voorbeeldig gedetineerde. Die
omstandigheid wordt evenwel niet meegewogen bij de bepaling of de maatregelen noodzakelijk zijn. Klager is van mening dat de directeur er op moet worden gewezen dat hij de plicht heeft om zelf een belangenafweging te maken tussen klagers belangen en de
maatschappelijke belangen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat er sprake is van ‘ernstige’ persoonlijke belangen als verwoord in het EVRM. Zo weegt de directeur klagers privacybelangen en het belang van de persoonlijke
(lichamelijke) integriteit niet mee. Volgens klager levert dit schending op van de artikelen 3 en 8 van het EVRM. Daarnaast worden visitaties op een tergend langzame, onnodig vernederende en haast pestende wijze doorgevoerd. Klager is van mening dat
het
bepaalde in de artikelen 29, 36 en 39 van de Pbw in strijd is met de bepalingen van het EVRM. Klager verzoekt de beroepscommissie daarover uitspraak te doen. Klager verwijst naar de verweren zoals hij die heeft gevoerd tegenover de beklagcommissie.
Hetgeen door hem daar is aangevoerd, wordt in beroep onverkort gehandhaafd. Door de verandering van de status hoog naar verhoogd is er enkel een verandering gekomen in de frequentie van het fouilleren, dat geschiedt nu niet meer dagelijks.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De omtrent klager opgemaakte afdelingsrapportages worden verzameld bij de afdeling beveiliging van de inrichting. Aan de hand daarvan wordt dan bezien in hoeverre er nog een noodzaak bestaat om de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen te handhaven.
Omtrent de stand van zaken krijgt klager bericht. De directeur neemt niet steeds een nieuwe beslissing. De aantallen en de frequentie van de visitaties, fouilleringen en telefoontoezichtmomenten, zoals door klager genoemd, kloppen wel. Overigens worden
alle telefoongesprekken van gedetineerden opgenomen. In klagers geval worden alle gesprekken ook uitgeluisterd. Bij andere gedetineerden gebeurt dat steekproefsgewijs dan wel als daarvoor aanleiding bestaat. Indien de visitaties gebeuren op de wijze
die
door klager wordt aangegeven, dan is dat niet goed. De directeur zal een en ander terugkoppelen met het afdelingspersoneel. De locatie De Marwei is – op basis van haar aanwijzing als GVM-inrichting – feitelijk verplicht alle maatregelen toe te passen.
De directeur heeft – in overleg met het hoofdkantoor van DJI – besloten alle aan de Circulaire verbonden regels strikt na te leven.

3. De beoordeling
De beklagen zien op een aantal toezichtmaatregelen die op klager ten uitvoer werden gelegd in de periode van 29 juli 2009 tot en met 26 augustus 2009. Onweersproken is dat klager in die periode wekelijks werd gevisiteerd, terwijl hij ook steeds werd
gevisiteerd na het bezoek. In deze periode is klager voorts dagelijks gefouilleerd. Ook zijn alle door klager in die periode gevoerde telefoongesprekken opgenomen en uitgeluisterd.

De betreffende toezichtmaatregelen zijn aan klager opgelegd bij beslissing van 18 juni 2009 en hebben een geldigheidsduur van één jaar, dan wel tot het moment waarop de directeur – naar aanleiding van een periodieke toetsing – een heroverweging heeft
gemaakt.

Daar waar klager aanvoert dat er in dit geval sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM, te weten het recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer, geldt dat dit recht op grond van artikel 8, tweede lid, van het EVRM, bij wet kan
worden beperkt. De wettelijke regelingen zoals opgenomen in de artikelen 29 en 39 van de Pbw, kunnen als zodanig worden beschouwd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat er op zich een deugdelijke wettelijke basis is voor het fouilleren, visiteren en
het opnemen en afluisteren van telefoongesprekken.

De vraag die vervolgens aan de orde is, is of die inbreuken, welke voorzien zijn bij wet, noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting.

Ten aanzien van het visiteren geldt het volgende. Hoewel de periode waarover wordt geklaagd relatief kort is, is de onderhavige maatregel in beginsel opgelegd voor de duur van één jaar. Die duur en de daarbij behorende frequentie van het visiteren – te
weten met inbegrip van de twee visitaties in het kader van het bezoek ongeveer zes keer per maand – maken dat er in dit geval sprake is van stelselmatig visiteren. Nu klager in die periode ook aan andere (voor hem ingrijpende) toezichtmaatregelen was
onderworpen, acht de beroepscommissie de beslissing om klager stelselmatig te visiteren onredelijk en onbillijk. Zij heeft daarbij, naast die hiervoor genoemde duur en frequentie, mede in aanmerking genomen dat bij die visitaties nimmer enige
contrabande bij klager is aangetroffen. Voorts is van belang dat in die periode van één maand niet gebleken is van nieuwe omstandigheden die tot wekelijkse visitatie nopen. De beroepscommissie wijst er in dit verband nog op dat zij het
steekproefsgewijs
visiteren, mits dit de grens van twee keer per maand niet te boven gaat, steeds toelaatbaar heeft geacht.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het visiteren niet in stand blijven en dient het beklag in zoverre alsnog gegrond te worden verklaard.

Ten aanzien van het dagelijks fouilleren en het opnemen en uitluisteren van telefoongesprekken geldt dat op zijn minst genomen dient te blijken van een regelmatige belangenafweging omtrent de voortduring van de noodzaak daarvan. De enkele verwijzing
naar klagers plaats op de GVM-lijst is daarvoor onvoldoende. De directeur zal in dergelijke gevallen – zoals de beroepscommissie reeds eerder heeft overwogen – een eigen belangenafweging dienen te maken welke belangenafweging minimaal maandelijks dient
te geschieden, dient te worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en dient te worden getoetst op basis van voldoende inzichtelijke criteria. Dat de directeur in dit geval een dergelijke belangenafweging heeft gemaakt is onvoldoende aannemelijk
geworden. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing om klager dagelijks te (laten) fouilleren en alle telefoongesprekken op te nemen en af te luisteren – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk en onbillijk moet
worden geacht.

Het vorenstaande maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie ook ten aanzien van het dagelijks fouilleren en het opnemen en uitluisteren van alle telefoongesprekken niet in stand kan blijven en dat dit deel van het beklag daarom eveneens gegrond moet
worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 februari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven