nummer: 09/480/JA
betreft: [klager] datum: 28 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1990], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Justitieel Pedagogisch Centrum (JPC) De Sprengen te Zutphen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2009, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. Roethof, en namens het JPC De Sprengen, [...], unitleider, en mevrouw
[...], juridisch medewerker.
Klager is medio 2009 weer ter controle geweest in het ziekenhuis en de beroepscommissie heeft de uitslag van het ziekenhuis en de reactie van de raadsman afgewacht. De secretaris van de beroepscommissie heeft herhaaldelijk de raadsman gerappelleerd.
Klager heeft ook geen contact meer gehad met zijn raadsman. De unit-leider van de inrichting heeft diverse gesprekken met klager gevoerd over deze kwestie.
Op 23 november 2009 heeft klager de huisarts van de inrichting geconsulteerd. Klager heeft toestemming gegeven de doktersverklaring door te sturen naar de Raad. Op 23 november 2009 zijn deze stukken op het secretariaat van de Raad ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de toepassing van geweld bij de overbrenging van klager naar de afzonderingsruimte.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De huisarts van de inrichting heeft tegen klager gezegd dat er pas na zes maanden na het voorval vastgesteld kan worden of klager blijvend letsel heeft. Tijdens het gesprek met de beklagrechter heeft klager aangegeven dat zijn klacht ook betrekking
heeft op de pijnprikkel die hij kreeg toen hij al geboeid was. De pijnprikkel was zijns inziens niet nodig geweest. Klager heeft nog wel last van zijn duim, maar hij kan hem wel gebruiken. Hij heeft vooral last als hij tegen de tafel tikt en volgens de
arts is dat blijvend. Door de pijn wordt klager steeds herinnerd aan het incident. Klager geeft toe dat hij lastig was. Toen hij geboeid was kon hij niet mee bewegen en toch is zijn duim nog naar achteren getrokken. Volgens klager was hij toen niet
meer
agressief, maar misschien heeft hij wel gescholden.
Klager heeft de beklagrechter niet duidelijk horen zeggen dat na zes maanden beklag mogelijk is.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met klager is vaak over zijn blessure aan zijn duim gesproken. Ook is het incident met klager en het betreffende personeel besproken. Klager is groot en gespierd en hij weegt negentig kilo. Als klager geen medewerking verleent wordt hij aangepakt. Ook
al is een jeugdige geboeid dan kan hij nog wel schoppen, spugen en zijn hoofd bewegen. De overbrenging van klager naar de afzondering is volgens protocol verlopen. Er is geen onnodig geweld gebruikt. Direct na het incident heeft de arts van de
inrichting naar klagers duim gekeken. Ook is er in het ziekenhuis een röntgenfoto van de duim gemaakt. Met klager is besproken dat na zes maanden (begin mei 2009), weer naar zijn duim zal worden gekeken om te zien of er blijvend letstel is. Met de
beklagrechter is afgesproken dat ook na zes maanden beklag hierover mogelijk is.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.
Hierbij is in aanmerking genomen dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk is dat vanwege het heftige verzet van klager geweld moest worden en is toegepast om hem naar de afzondering te vervoeren. Klager is herhaaldelijk
gevraagd om mee werken, maar klager bleef zich hevig verzetten. De beroepscommissie is van oordeel dat het toegepaste geweld, gelet op zijn verzet, niet onevenredig is geweest. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Klager heeft ter zitting aangegeven nog steeds last te hebben van zijn duim, die geblesseerd zou zijn tijdens zijn overbrenging naar de afzondering op 5 december 2008.
Op 4 februari 2009 heeft de huisarts van de inrichting geconstateerd dat er sprake is van een verstuiking van het kapsel van de duim. Volgens de arts genezen deze aandoeningen vrijwel restloos. Het kan wel lang duren voordat volledig herstel is
opgetreden.
Op 23 november 2009 heeft de huisarts geconstateerd dat er minimale restklachten zijn overgebleven na de blessure van klagers duim. Er is geen verdere verbetering te verwachten.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, J.L. Brand en drs.B van Dekken, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 28 januari 2010
secretaris voorzitter