Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2383/GA, 28 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2383/GA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 augustus 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2009 is klager gehoord. Daarvan is een verslag opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast en herhaald dient te worden beschouwd. De beroepscommissie heeft op
verzoek van klager de behandeling van het beroep aangehouden tot 11 december 2009.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn klager en [...], unit-directeur van de locatie Dordtse Poorten, gehoord. Klagers raadsman, mr. J.Y. Taekema, heeft schriftelijk laten
weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat er tijdens een celinspectie advocatenpost is bekeken en er enkele documenten zijn verdwenen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van contrabande. Klager herkent de foto waarop een kind staat van een medegedetineerde. De andere getoonde foto’s heeft klager nooit eerder gezien. De getoonde foto’s zaten niet in klagers spullen. Hij weet niet hoe die foto’s in zijn
cel terecht zijn gekomen. Klager heeft één vermeend slachtoffer in zijn strafzaak. Klager wordt door deze zaak ernstig benadeeld. Zijn verlof wordt geweigerd en hij kan niet doorfaseren. Voorts verstrekt klager een schriftelijke toelichting en twee
foto’s.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn geen foto’s in beslag genomen waarop kinderen van het personeel staan. Er is wel een foto waarop een kind van een medegedetineerde staat. De medegedetineerde heeft bevestigd dat zijn kind op de foto staat. Klager had de originele afdruk op cel,
terwijl de medegedetineerde – de vader van het kind – een kopie op cel had. Klager verblijft op een bijzondere zorgafdeling (b.z.a.). De afdeling is relatief klein en het personeel herkende het kind van de medegedetineerde. Ter zitting worden kopieën
van de in beslag genomen foto’s verstrekt (in totaal zeven foto’s c.q. plaatjes met daarop jongens, waarvan één jongen naakt is). Het personeel heeft de originele afdrukken van de foto’s c.q. plaatjes aangetroffen in een envelop in klagers cel. Gezien
het karakter van de foto’s, zijn deze in beslag genomen. Deze foto’s zijn, na telefonisch overleg met de officier van justitie, aan deze afgegeven. Er zijn geen documenten in beslaggenomen. Celinspecties worden willekeurig uitgevoerd. Klager verblijft
op een eenpersoonscel. Het is niet mogelijk om spullen door elkaar te halen. Van de inspectie is geen verslag gemaakt.

3. De beoordeling
De directeur is op grond van artikel 34, eerst lid en onder a, van de Pbw in het kader van het algemeen toezicht bevoegd om de verblijfsruimte van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. In
klagers cel heeft een dergelijk onderzoek plaatsgevonden. Hierover heeft klager zich beklaagd. Er is, volgens klager, advocatenpost bekeken, gelezen en geopend en er zijn zes á zeven pagina’s verdwenen alsmede foto’s, zo volgt uit het klaagschrift van
4
juni 2009.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat klagers cel is geïnspecteerd. Daarbij is onder andere een envelop – afkomstig van klagers advocaat – op contrabande onderzocht. Uitgangspunt hierbij is dat post, verzonden aan of
afkomstig van personen of instanties bedoeld in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Pbw (de zogenaamde geprivilegieerden), slechts mag worden gecontroleerd in het bijzijn van de gedetineerde. Daargelaten de vraag of dit ook geldt indien die
geprivilegieerde post reeds bij de uitreiking in het bijzijn van de gedetineerde is gecontroleerd, wordt, gezien de verklaring van de directeur, door de beroepscommissie niet aannemelijk geacht dat klagers op zijn cel aanwezige geprivilegieerde post
anders dan op contrabande is gecontroleerd. Derhalve is voor een dergelijke controle de aanwezigheid van de gedetineerde niet vereist. De volgende vraag die beantwoording behoeft is of voldoende aannemelijk is gemaakt dat er foto’s – welke zich in de
advocatenpost bevonden – in beslag genomen zijn. Hoewel een verslag ontbreekt, acht de beroepscommissie dat op grond van de verklaring van de directeur en klagers klaagschrift voldoende aannemelijk.

De volgende vraag is of de foto’s als contrabande in beslag hadden mogen worden genomen. Nu uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat is voldaan aan de eisen genoemd in artikel 34, tweede lid, van de Pbw juncto artikel 29,
vierde lid, van de Pbw had dat niet gemogen. De beroepscommissie overweegt daarbij dat de directeur de zaaksofficier wel kon informeren over de aangetroffen foto’s. De zaaksofficier had dan kunnen besluiten tot een strafvorderlijke inbeslagname. Dat is
hier echter niet het geval.

Over de documenten overweegt de beroepscommissie als volgt. De behandeling van het onderhavige beroep is aangehouden teneinde de raadsvrouw c.q. raadsman van klager een nauwkeurige opgave te laten doen van de stukken die als advocatenpost naar klager
zijn opgestuurd. Ter zitting heeft de directeur kopieën van de foto’s c.q. plaatjes verstrekt en meegedeeld dat geen documenten in beslag zijn genomen. Door of namens klager is niet nader onderbouwd welke documenten uit klagers cel zijn verdwenen.
Gezien het vorenstaande is niet komen vast te staan dat enige documenten uit klagers cel in beslag genomen zijn.

Gezien het vooroverwogene wordt het beroep gegrond verklaard voor zover het de inbeslagneming van de foto’s betreft. Met betrekking tot het onderzoek op klagers cel – waaronder de geprivilegieerde post – en het zoekraken van documenten wordt het beroep
ongegrond verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat zich in klagers cel contrabande bevonden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover het de inbeslagneming van foto’s betreft, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gedeeltelijk gegrond. Zij verklaart het beroep voor het overige
ongegrond, bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven