Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2779/GA, 27 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2779/GA

betreft: [klager] datum: 27 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2009 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Hoogvliet te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De directeur van het h.v.b. Hoogvliet heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam. De voorzitter van de
beroepscommissie
heeft klager, bijgestaan door de secretaris, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen met cameratoezicht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens het bezoek zat klagers moeder links, klager zat in het midden en bezoeker [...] zat rechts van klager. De bezoekzaal was vol. M kan niets aan klager hebben gegeven en hij heeft dat ook niet gedaan. Ineens kwam een bewaarder, die stootte klagers
moeder van 70 jaar oud bijna van haar stoel. Klager zat nog aan tafel. Hij werd bij zijn nek gepakt en hij moest iets uitspugen. Klager kon dat niet, omdat hij niets in zijn mond had. Klagers moeder zat op haar stoel te trillen. Klager was boos om de
hele gang van zaken. Hij was in staat om te vechten. Omdat hij niet in problemen wilde komen, heeft hij zich kunnen beheersen. Klager zit langer in detentie en de bewaarder had ook kunnen zeggen dat het bezoek is afgelopen. Klager is meteen na het
bezoek (om 14.25 uur) afgezonderd in een afzonderingscel met zeef en cameratoezicht. Het was een feestdag en er was geen directeur. De afzonderingsmaatregel is op 5 april 2009 om 10.30 uur ingegaan en eindigde op 8 april om 10.30 uur. Klager heeft in
totaal vijf dagen in afzondering verbleven met cameratoezicht. Hij is viermaal naar het toilet – waarop een zeef zit – gegaan. Hij heeft geen contrabande geslikt c.q. geproduceerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 38, vierde lid, van de Pbw juncto artikel 36, vierde lid, van de Pbw kan tijdens het bezoek toezicht worden uitgeoefend. De beroepscommissie is van oordeel dat, gezien de inhoud van het verslag van 4 april 2009, voldoende
aannemelijk was geworden dat er aanwijzingen waren dat klager contrabande had ingeslikt bij het bezoekmoment. Die aanwijzingen maken dat de directeur in redelijkheid kon beslissen om klager – mede voor zijn eigen gezondheid – in een gecontroleerde
omgeving te plaatsen. Een dergelijke omgeving kan een afzonderingscel met cameratoezicht zijn waarbij de ontlasting – door toepassing van een zeef – kan worden gecontroleerd op de aanwezigheid van contrabande. Dat maakt dat de beslissing om klager
tijdelijk in afzondering te plaatsen in een afzonderingscel met zeef en cameratoezicht niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Ten aanzien van de duur van de maatregel overweegt de beroepscommissie dat zij ambtshalve bekend is met het gegeven dat eventueel ingeslikte voorwerpen het lichaam pas na meerdere keren stoelgang verlaten. Zo wordt om die reden in het Penitentiair
ziekenhuis een gedetineerde pas vrij gegeven van contrabande, nadat zijn geproduceerde stoelgang driemaal schoon is geweest. Gezien het vorenstaande kon de directeur in redelijkheid een ordemaatregel voor de duur van drie dagen opleggen, alhoewel ook
denkbaar was dat de maatregel zou kunnen worden beëindigd nadat klager driemaal een schone stoelgang had. Gezien het vorenstaande zal dit beklagonderdeel ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het zogenoemde bewaardersarrest overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een gedetineerde voor ten hoogste vijftien uren afgezonderd worden (bewaardersarrest). Op basis van de
stukken van 4 en 5 april 2009, stelt de beroepscommissie vast dat de termijn van het bewaardersarrest is overschreden. Dit beklagonderdeel zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming tot te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep deels gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gedeeltelijk gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 27 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven