Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2488/TP, 21 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2488/TP

betreft: [klager] datum: 21 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een fictieve beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep. Zij acht zich aan de hand van de onderliggende stukken voldoende ingelicht. Om die reden is klager en zijn raadsman mr. N.A. Heidanus niet
in
de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geen beslissing genomen inzake verlenging van de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst. Op grond van artikel 12, derde lid, Bvt
wordt het niet nemen van een beslissing gelijkgesteld met het nemen van een beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waarbij van belang is dat daardoor sprake is van feitelijk voortgezet verblijf als passant in een penitentiaire inrichting
(p.i.).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 5 juni 2009. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de p.i. De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Op 19 oktober 2009 is klager
opgenomen in FPC De Rooyse Wissel.

3. De standpunten
Namens klager is in beroep het volgende naar voren gebracht. Klager is met ingang van 5 juni 2009 Fokkens-wachtende geworden. Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Bvt dient de plaatsing van een ter beschikking gestelde te geschieden voordat de
termijn van terbeschikkingstelling zes maanden heeft gelopen. De Minister van Justitie kan deze termijn telkens met drie maanden verlengen. Klager had omstreeks 5 september 2009 een verlengingsbeslissing moeten ontvangen. Klager heeft echter niets
ontvangen. Klager stelt beroep in tegen de fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is beroep tegen een fictieve weigering mogelijk.

Namens de Staatssecretaris is bij brief van 23 november 2009 inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het beroepschrift van klager is niet met redenen omkleed zodat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen. Klager kwam
vanaf
6 oktober 2007 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van zijn terbeschikkingstelling. Deze datum bepaalde zijn plaats op de wachtlijst. Klager kwam vanaf 5 juni 2009 in aanmerking voor vervoegde invrijheidstelling. Klager is op 19 oktober
2009
opgenomen in FPC De Rooyse Wissel. Er zijn door klager geen redenen aangevoerd, die plaatsing op een eerder tijdstip zouden rechtvaardigen. Subsidiair is het beroep ongegrond.

4. De beoordeling
De beroepscommissie maakt uit klagers beroepschrift voldoende duidelijk op dat het beroep zich richt tegen de fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waardoor het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. op dat moment
feitelijk voortduurt. Niet is gebleken dat zijn beroep in strijd zou zijn met het bepaalde in artikel 69, vierde lid, Bvt juncto artikel 58, derde lid, Bvt.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is de feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. tengevolge van capaciteitsgebrek, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging van de
passantentermijn ten grondslag ligt, in het licht van de
op 10 november 2004 onherroepelijk geworden uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 mei 2004 in de zaak Brand (no. 49902/99) in strijd met het recht vanaf het moment dat dit verblijf zes maanden heeft geduurd.

De Hoge Raad Bij heeft bij arrest van 21 december 2007 (C06/194/HR, LJN BB5074) het principale cassatieberoep van de Staat, gericht tegen het arrest van het Hof te Den Haag van 27 april 2006, verworpen. Bij laatstvermeld arrest heeft het Hof geoordeeld
dat het in beginsel onrechtmatig is een tbs-gestelde langer dan vier maanden op behandeling in een tbs-kliniek te laten wachten. Klager kan vanaf 5 juni 2009 worden aangemerkt als tbs-passant in de zin van de Bvt. Het beroepschrift is op 7 september
2009 ingediend. Nu de duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. ten tijde van het indienen van het beroep nog geen vier maanden bedroeg, kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 21 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven