nummer: 09/2579/JA
betreft: [klager] datum: 29 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1991], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 augustus 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) JPC De Sprengen te Zutphen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a. de maatregel van afzondering van 13 tot 15 mei 2009 en b. (de duur van) het aansluitende individueel programma van 15 tot 22 mei 2009.
De beklagrechter heeft het beklag onder a. ongegrond en het beklag onder b. formeel gegrond en inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is een tegemoetkoming toegekend van € 10,00.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hem geen ordemaatregel is opgelegd. De inrichting heeft dit gezegd, maar dat klopt niet. Klager heeft twee dagen in een afzonderingscel verbleven. Daarna heeft hij achtenhalve dag op zijn kamer gezeten en niet zeven dagen,
zoals
de inrichting aangeeft. Klager wil krijgen waar hij recht op heeft en niet € 10,00.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 12 mei 2009 heeft een incident plaatsgevonden in de inrichting. Klager was betrokken bij de onrust op de betreffende afdeling en hij is op grond van artikel 25 Bjj in het belang van de orde of veiligheid in afzondering geplaatst. Na afloop van deze
maatregel is er voor gekozen klager zeven dagen uit te sluiten van verblijf in de groep. Deze maatregel is vervolgens met één dag verlengd.
Uit de schriftelijke mededeling verlenging individueel programma blijkt dat klager is uitgesloten van verblijf op de groep op grond van artikel 23, derde lid, Bjj. Vanwege zijn gedrag was het niet mogelijk hem aan het reguliere groepsprogramma te laten
deelnemen. De inrichting kan geen schriftelijke mededeling ten aanzien van de eerste zeven dagen overleggen en kan zich vinden in de aanklager toegekende tegemoetkoming van € 10,00.
Aangezien gevaar bestond voor de orde en veiligheid had ingegrepen kunnen worden door het opleggen van een ordemaatregel op basis van artikel 24 Bjj. Nu klager een individueel programma heeft gekregen is niet aan alle vormvereisten van een
ordemaatregel
voldaan.
De inrichting is van mening dat het niet onredelijk is geweest om klager gedurende acht dagen individueel te laten draaien. Klagers gedrag was immers dusdanig dat hij nog niet te handhaven was op de groep. Het (politie)onderzoek naar het incident was
nog in volle gang.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid het beklag onder b. formeel gegrond heeft verklaard. De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op 12 mei 2009 heeft er een incident plaatsgevonden in het JPC De Sprengen. Klager was betrokken bij de onrust op de betreffende afdeling. In het belang van de orde of de veiligheid van de inrichting is klager van 13 mei 2009 tot 15 mei 2009 op grond
van artikel 25 Bjj in afzondering geplaatst. Vervolgens is ervoor gekozen om klager zeven dagen uit te sluiten van verblijf op de groep. De uitsluiting is vervolgens met één dag verlengd.
In artikel 23, derde lid aanhef onder a, Bjj staat dat de directeur de jeugdige gedurende een week kan uitsluiten van verblijf in de groep of beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, indien dit noodzakelijk is onder meer in het
belang van zijn geestelijke of lichamelijke ontwikkeling.
Uit de brief van 27 juli 2009 van de Unitleider van de inrichting aan de beklagcommissie blijkt dat klager een individueel programma is opgelegd om de orde en veiligheid te herstellen. Op de beklagzitting is dit ook zo verwoord door de inrichting. De
directeur heeft in zijn reactie aan de beroepscommissie van 14 oktober 2009 aangegeven dat klagers gedrag dusdanig was dat hij niet meer te handhaven was op de groep.
De beroepscommissie is van oordeel dat nu de orde of de veiligheid van de inrichting in het geding was aan klager een ordemaatregel op grond van artikel 24 Bjj had moeten worden opgelegd.
De beroepscommissie zal klagers beroep voor wat betreft de materiële ongegrondverklaring van het beklag gegrond verklaren en een tegemoetkoming toekennen.
Aan klager is van 15 mei tot 22 mei 2009 een doseerprogramma opgelegd. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming van € 80,= (€10,= per dag) passend en geboden. Zij zal in zoverre de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog
geheel materieel gegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover betrekking hebbend op het inhoudelijk oordeel van klachtonderdeel b.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 80,=.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B. J. de Jong, voorzitter, mr. H.M.S. Cremers en dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 december 2009
secretaris voorzitter