Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1113/GB, 11 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:11-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/1113/GB

Betreft: [klager] datum: 11 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en tevens ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 april 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, met gebruikmaking van een tolk Italiaans via de tolkentelefoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.F. van Drumpt, op 11 november 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de LABG Demersluis te Amsterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 17 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.) Zoetermeer. Op 18 februari 2009 is hij overgeplaatst naar de LABG Demersluis, waar een individueel regime geldt. Op 24
juli 2009 is klager overgeplaatst naar de gevangenis b.g.g. van de penitentiaire inrichtingen Vught.

2.2. Bij uitspraak van 28 december 2009, met nummer 09/2750/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 25 mei 2009 van de beklagcommissie bij de
gevangenis/ISD Zoetermeer betreffende:
a. een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel wegens -kort weergegeven- het vermoeden van het hebben van een relatie met een personeelslid en het op dwingende en agressieve toon benaderen van personeel na een celcontrole;
b. het toepassen van disproportioneel geweld bij de overbrenging naar de strafcel;
c. het niet in een voor klager begrijpelijke taal doen van de mededeling inzake de oplegging van de straf ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht.
Het is niet nodig klager langer op de LABG Demersluis vast te houden. Hij heeft geen misdrijf gepleegd en geen reglementen overtreden.
De cellen werden overhoop gehaald. Klager is er niet over geïnformeerd op basis waarvan zijn hele cel overhoop is gehaald. Van (eventuele) inbeslagname van verboden voorwerpen moet een schriftelijk verslag worden opgemaakt. Nadat het personeel ruim
dertig minuten op klagers cel bezig was geweest, bleken er diverse poststukken van zijn cel te zijn weggehaald. Klager wilde zijn brieven terug. Hij heeft niet geschreeuwd, maar gevraagd of hij zijn poststukken terug kon krijgen. Nadat hij dit enkele
malen had herhaald en geen reactie volgde, heeft hij drie uur later wel geschreeuwd. Het klopt dat klager daarbij bewoordingen heeft gebruikt als: ik onthoud je gezicht.

3.2. De raadsvrouw van klager voert aan dat er niet kan worden gesproken van het uiten van doodsbedreigingen. Die beschuldiging mist dan ook feitelijke grondslag. Klager reageerde wel zwaar geagiteerd. Enig incasseringsvermogen mag van p.i.w.-ers
wel
verwacht worden. De overplaatsing naar de LABG lijkt eerder te zijn gebaseerd op een capaciteitsprobleem dan dat er ten aanzien van klager sprake was van een beheersrisico. Tot aan het incident was klager een voorbeeldige gedetineerde. Het incident
vormt onvoldoende grond voor overplaatsing naar een LABG-regime, waar immers van een extreem beheersgevaar moet blijken. Er is niet aangegeven waarom klager niet op de b.g.g. te handhaven was. Klager lijkt uit punitieve overwegingen te zijn
overgeplaatst. Klager kan zeer weinig buiten zijn cel verblijven, er is buiten de cel weinig sprake van intermenselijk contact en klager, een Italiaan, krijgt daarnaast niet tot nauwelijks bezoek.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit rapportage is gebleken dat klager een relatie zou onderhouden met de kapster van de inrichting. Bij een celcontrole zijn poststukken gevonden die dat bevestigden. Daarnaast zijn er twee geprepareerde deksels van conservenblikken gevonden. Klager
heeft ernstige doodsbedreigingen geuit richting het personeel en tijdens de strafcelplaatsing is gepast geweld nodig geweest hem daar geplaatst te krijgen. Tijdens deze plaatsing heeft klager getracht personeel te verwonden door hen te slaan. Dit
gedrag
en het volharden in de bedreigingen hebben ertoe geleid dat klager niet binnen de b.g.g. Zoetermeer kon blijven. Niet de vermeende relatie met de kapster is aanleiding geweest klager naar de LABG Demersluis over te plaatsen, maar het gewelddadige
gedrag
van klager tijdens de strafcelplaatsing en de geuite bedreigingen richting het personeel.
Horizontale overplaatsing naar de b.g.g. te Vught was niet mogelijk in verband met het verblijf van een medeveroordeelde aldaar. Overplaatsing naar de b.g.g. de Schie was niet mogelijk wegens plaatsgebrek.
Tot slot wordt opgemerkt dat klagers raadsvrouw de beroepstermijn ruimschoots heeft overschreden.

4. De beoordeling
4.1. De LABG Demersluis is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Wat betreft de ontvankelijkheid van het beroep merkt de beroepscommissie op dat de beslissing op bezwaar van 8 april 2009 waartegen beroep is ingesteld op 21 april 2009 aan klager is uitgereikt. Niet blijkt uit de stukken dat de beslissing
eerder door de raadsvrouw ontvangen zou zijn. Het door en namens klager ingediende beroep is op 28 respectievelijk 27 april 2009 op het secretariaat van de Raad ontvangen en is mitsdien ontvankelijk.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag naar aanleiding van de gehouden celcontrole en daaropvolgende strafcelplaatsing verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de
beslissing klager over te plaatsen naar een inrichting met een individueel regime niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven