Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2981/GB, 18 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2981/GB

betreft: [klager] datum: 18 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 oktober 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 4 december 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als onherroepelijk tot gevangenisstraf veroordeelde in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 8 november 1999 gedetineerd. Op 12 december 2001 is hij ontvlucht. Hij is op 12 mei 2007 opnieuw aangehouden en geplaatst op de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught. Op 1 juni 2007 is hij geplaatst in de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klagers verblijf is, hoewel de directeur van de EBI anders heeft geadviseerd, verlengd. Klager is van mening dat eventueel vluchtgevaar, zo daar al sprake van zou zijn, ondervangen kan worden door plaatsing van klager op de GVM-lijst met een plaatsing
in een inrichting met een beperkt regime. Met betrekking tot de openstaande strafzaak verbaast het klager dat er steeds op het laatste moment nieuwe gegevens boven water lijken te komen. Momenteel heeft de rechtbank Rotterdam de strafzaak naar de
rechtbank in Den Haag verwezen. Klager weet niet wat daar de reden voor was. Klager zou verdacht worden van het voorbereiden van aanslagen. Klager is van mening dat die verdenking, die overigens nergens op gestoeld is, los zou moeten staan van de vraag
of zijn verblijf in de EBI zou moeten worden verlengd. Klager is blijkens de inrichtingsrapportage een modelgedetineerde. Hij is zelfs al met een universitaire studie begonnen. Klager wordt ervan verdacht het extreemrechtse gedachtegoed te steunen. Bij
hem is echter geen enkel bewijs voor extremisme aangetroffen. Klager zou graag overgeplaatst willen worden omdat hij dan weer bezoek kan en wil ontvangen. In de EBI heeft hij dat nooit gewild. Er zijn geen feiten die de stelling van de
selectiefunctionaris, inhoudende dat klager organisatorische invulling zou kunnen geven aan een ontvluchtingspoging, kunnen staven. Klager heeft absoluut geen geweld gebruikt bij de eerdere ontvluchting. Die ontvluchting was weliswaar spectaculair,
maar
geschiedde zonder gebruik van geweld.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat klager op het moment van opmaken van het advies al bijna twee jaar in de EBI verbleef. Het meldpunt Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) heeft aangegeven
dat
er sinds klagers verblijf in de EBI geen nieuwe ontwikkelingen of andere zaken naar voren zijn gekomen omtrent klager. Wel loopt er nog een zaak tegen klager over het mogelijk bedreigen van politici en het vinden van materiaal omtrent de route van de
gouden koets. Een mogelijke ontvluchting zou kunnen leiden tot een geschokte rechtsorde alsmede enige maatschappelijke onrust. De directeur is van mening dat, alles overziende, nu het moment is aangebroken om over te gaan tot klagers uitplaatsing uit
de
EBI. Het is bij de directeur bekend dat klager in de lopende strafzaak een eis heeft gekregen van twaalf jaar, waarbij hij mogelijk ook verdacht wordt van terroristische activiteiten. Het meldpunt Grip zal de selectiefunctionaris daarover nader
informeren. Geadviseerd wordt om, indien besloten wordt klager uit de EBI te plaatsen, hem over te plaatsen naar een inrichting voor beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 14 oktober 2009 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager heeft aangegeven dat de eis in de tegen hem lopende strafzaak niets voorstelt. Het aangedragen bewijs zou uit gebakken lucht bestaan waarbij een aantal toevalligheden aan elkaar zijn gekoppeld. Klager verwacht veroordeeld te worden tot een
gevangenisstraf van maximaal twee jaar. Er zou bij de eis mogelijk sprake zijn van het misdrijf genoemd in het derde lid van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht. Bij een veroordeling voor een dergelijk feit zou klager in aanmerking komen voor
plaatsing op de ‘terroristenafdeling’. Klager zou in dat geval liever in de EBI willen blijven.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie naar voren komt dat klager als vluchtgevaarlijk moet worden gekwalificeerd. Daartoe wordt verwezen naar de eerder aan de beroepscommissie toegezonden informatie. Klager is
veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar wegens het plegen van zeer ernstige, gewelddadige delicten, welke hebben geleid tot maatschappelijke onrust en tot een ernstig geschokte rechtsorde. Er was indertijd sprake van uitvoerige aandacht
in
de media, waarbij tevens klagers ontvluchting uit De Schie werd belicht. Daarnaast is er bij klager sprake van een nog openstaande strafzaak. Hij is recent geconfronteerd met een eis van een gevangenisstraf van twaalf jaar. Ook deze strafzaak is in de
media uitvoerig belicht. De strafzaak zal (verder) worden behandeld door een andere rechtbank. Het vorenstaande maakt dat bij een eventuele ontvluchting van klager sprake zou zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke
onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde.

3.5. Naar aanleiding van het hem toegezonden verslag van horen van klager van 4 december 2009 heeft de selectiefunctionaris bij brief van 4 januari 2010 nog het volgende naar voren gebracht.
De directeur van de EBI heeft bij het selectieadvies, strekkende tot beëindiging van klagers verblijf in de EBI, een voorbehoud gemaakt, inhoudende dat hij dat advies zou kunnen bijstellen. In de vergadering van de EBI-adviescommissie is een uitvoerige
gedachtenuitwisseling geweest. Deze heeft geleid tot het standpunt van de commissie om de selectiefunctionaris te adviseren klagers verblijf in de EBI te verlengen. Daarbij is aangegeven dat eventuele ontwikkelingen, met name ten aanzien van de
uitspraak in de lopende strafzaak, aanleiding kunnen geven tot een heroverweging. Ten aanzien van die strafzaak geldt dat deze inmiddels is verwezen naar de rechtbank te Den Haag. Het Openbaar Ministerie bleek, desgevraagd, weinig scheutig met het
verstrekken van informatie. Er wordt gesteld dat er een eis ligt van twaalf jaar naar aanleiding van de verdenking van het plegen van ernstige strafbare feiten. Anders dan door klager is aangevoerd, acht de selectiefunctionaris klager zeer wel in staat
om organisatorische invulling te geven aan een ontvluchtingspoging. De selectiefunctionaris verwijst naar de gang van zaken bij klagers ontvluchting op 12 december 2001.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
In haar uitspraken van 20 maart 2008 (met kenmerk 07/3335/GB), 12 augustus 2008 (met kenmerk 08/1273/GB) en 9 maart 2009 (met kenmerk 08/3064/GB) heeft de beroepscommissie bij gelegenheid van de onderliggende beroepen telkens overwogen dat sedert
klagers plaatsing in de EBI nauwelijks nieuwe gegevens zijn toegevoegd, behoudens gedragsrapportages omtrent klagers verblijf in de EBI. In onderhavig beroep is, naast de steeds bijgevoegde gedragsrapportages, enkel aangegeven dat tegen klager in een
tegen hem gevoerde strafzaak 12 jaar gevangenisstraf is geëist. Meer duidelijkheid – behoudens de hoogte van de eis en mededeling van de verwijzing van die strafzaak naar de rechtbank te Den Haag – is er niet. Die omstandigheid, bezien in het licht van
het gegeven dat omtrent klagers vluchtgevaarlijkheid, de onaanvaardbaarheid van het eventuele maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar, nieuwe informatie ontbreekt, maakt dat de beroepscommissie voldoende aannemelijk acht dat klager niet
(langer) voldoet aan de criteria van artikel 6 van de Regeling. Het beroep van klager is daarom gegrond.

De bestreden beslissing van de selectiefunctionaris kan niet in stand blijven en aan de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak van de beroepscommissie.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven