Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2980/GB, 15 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/2980/GB

Betreft: [klager] datum: 15 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.M. Pijnenburg, op 18 december 2009 in de locatie De Marwei te Leeuwarden door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 16 januari 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen. Op 23 september 2009 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad, waar een regime van
algehele
gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 15 januari 2010, met nummer 09/2777/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 2 oktober 2009 van de beklagcommissie bij de locatie
Bankenbosch betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel wegens het niet kunnen produceren van urine bij een urinecontrole, gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de beslissing van de selectiefunctionaris om hem over te plaatsen. Klager heeft in de locatie Bankenbosch bij een urinecontrole geen urine kunnen produceren. Klager heeft daar tijdens zijn detentie steeds moeite mee
gehad. Ondanks klagers daartoe strekkende verzoek is hij niet in de gelegenheid gesteld om urine te mogen produceren zonder toezicht. Daarnaast is klager van mening dat er sprake is van ongelijke behandeling. Een andere gedetineerde die positief
scoorde
op cocaïne bij een urinecontrole is veel minder zwaar bestraft en niet overgeplaatst.

3.2. Door en namens klager is tegenover het lid van de Raad op 18 december 2009 nog het volgende naar voren gebracht.
Het gaat in deze zaak over het al dan niet kunnen produceren van urine tijdens een urinecontrole. Toen klager in de inrichting kwam heeft hij geen intake-urinecontrole gehad. Klager heeft in Bankenbosch slechts één keer een urinecontrole moeten
ondergaan. De verpleegkundige heeft toen klager aangaf dat het produceren van urine onder toezicht voor hem niet mogelijk was, klager meegedeeld dat hij de directeur zal adviseren hem nogmaals een urinecontrole te laten ondergaan. Klager verbleef
voordien in Zwaag. Daar was men bekend met klagers problemen met betrekking tot het produceren van urine. Hij heeft daar twee keer een urinecontrole moeten ondergaan. Beide keren ging dat moeizaam. In Zwaag mocht hij die controles ondergaan op de
verblijfsafdeling, waarbij klager zonder toezicht urine mocht produceren. Klager heeft dat in Bankenbosch aangegeven tegenover de directeur. Toen gaf de directeur aan klager te kennen dat niet van de normale procedure kon worden afgeweken. Het toezicht
vindt in Bankenbosch plaats via een soort spiegelraam. Daarbij zit de gedetineerde niet apart. Hij is om 10.00 uur meegenomen voor de urinecontrole. In de tijd tot 14.00 uur mocht hij toen één bekertje water drinken. Klager heeft last van een erkende
ziekte, te weten Paruresis (plasangst). Klagers probleem moet duidelijk zijn geweest voor de medische dienst, zij gaven immers aan de directeur te zullen adviseren klager een nieuwe kans te geven, waarbij rekening zou moeten worden gehouden met klagers
medische probleem. De directeur heeft aangegeven dat dit advies niet bij hem terecht is gekomen. Een en ander staat echter wel in klagers medische dossier vermeld. Daarnaast heeft er in de inrichting nooit een nulmeting plaatsgevonden bij klager.
Klager
is van mening dat de directeur in dit geval onzorgvuldig en disproportioneel heeft gehandeld. Eerdere urinecontroles waren alle negatief. Klager verblijft inmiddels in de gevangenis Lelystad en mag daar zonder toezicht urine produceren. Klager zou in
januari 2010 voor overplaatsing naar een z.b.b.i. in aanmerking komen.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft op 13 september 2009 van de directeur van de b.b.i. bij de locatie Bankenbosch een verzoek ontvangen om klager over te plaatsen naar een meer beveiligde inrichting. Klager had niet meegewerkt aan een urinecontrole terwijl
daarvoor volgens de directeur geen aanwijsbare medische reden bestond. Dit niet meewerken wordt op grond van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen gelijk gesteld aan een weigering tot medewerking, welke weigering wordt bestraft als had
de
betreffende gedetineerde harddrugs gebruikt. De selectiefunctionaris kan uit het penitentiair dossier niet aflezen dat klager bij eerdere inrichtingen bekend was met problemen bij het produceren van urine onder toezicht. Uit dat dossier blijkt wel dat
klager eerder – kennelijk zonder problemen – medewerking heeft verleend aan urinecontroles. Voor zover door klager is aangevoerd dat er sprake zou zijn van willekeur, nu een andere gedetineerde die positief zou zijn bevonden op het gebruik van
harddrugs
niet is overgeplaatst, geldt dat de selectiefunctionaris er vanuit gaat dat de directeur eventuele procedures in het kader van de urinecontroles met juistheid uitvoert. Van de zijde van de selectiefunctionaris is er daarom geen sprake van willekeur.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie heeft het beklag van klager tegen de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf wegens het niet kunnen produceren van urine bij een urinecontrole, gegrond verklaard. Daarbij heeft zij overwogen dat
de directeur, door zonder nader onderzoek aan het advies van de verpleegkundige om klager een nieuwe mogelijkheid voor urineafgifte te bieden voorbij te gaan, een onredelijke en onbillijke beslissing heeft genomen. Dat heeft ertoe geleid dat ook de
beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf onredelijk en onbillijk wordt geacht en dat het beklag daartegen gegrond is verklaard. Nu het selectieadvies van de directeur eveneens is gegrond op de (vermeende) weigering van klager om medewerking
te verlenen aan een urinecontrole en de selectiefunctionaris dat advies onverkort heeft overgenomen, moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als
onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige
tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 januari 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven