Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2877/GM, 14 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2877/GM

betreft: [klager] datum: 14 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Tafelbergweg te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 oktober 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klager.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Tafelbergweg is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hij heeft een medische verklaring die inhoudt dat hij tot aan het einde van zijn detentie arbeidsongeschikt is verklaard. De verklaring is geschreven door een verpleegkundige in opdracht van de
inrichtingsarts. Hij is allergisch voor chromaten. Chromaten zitten in bijna alles. Iedere dag is het werk anders. Als hij bakjes moet stickeren, krijgt hij ook last omdat in drukwerk chromaten zitten.
Klager begrijpt niet dat hij het hele gevecht opnieuw moet voeren. Het kan toch niet kloppen dat een inrichtingsarts niet gebonden is aan het oordeel van een andere inrichtingsarts. Hij heeft voornamelijk last van zijn aandoening als hij schoenen
draagt, omdat zijn voeten dan te lang geen lucht krijgen. Hij weet niet of er schoenen zonder chromaten bestaan. Hij kan alleen tegen natuurproducten.
Door zijn allergie gaan zijn handen branden en jeuken. Zijn allergie is niet zichtbaar. Hij krijgt er geen eczeem van. Hij heeft de ziekte al twintig jaar. Hij zit al zeven jaar vast en zijn allergie wordt telkens erger. In andere inrichtingen is hij
arbeidsongeschikt bevonden. Klager heeft een dag geprobeerd om op de werkzaal te werken, maar kreeg last. Als klager niet werkt, kan hij zelf controleren wat hij aanraakt. Als hij zweet dan wordt zijn allergie erger.
Hij is op eigen verzoek overgeplaatst, maar zit nu al vier maanden met rapport op cel. Hij heeft het voorstel gedaan om hem terug te plaatsen naar de inrichting, waar hij wel arbeidsongeschikt is bevonden.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Uit dermatologisch onderzoek zijn geringe afwijkingen gebleken. De differentiaal diagnose is een eczeem. Hierbij werd een allergie vastgesteld voor chromaten. Het is niet duidelijk in hoeverre dit de oorzaak van de klachten van klager is. Uit
telefonisch overleg met de locatie Zoetermeer is gebleken dat klager daar gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Na een overleg met de behandelend dermatoloog en de inrichtingsarts van de penitentiaire inrichtingen Utrecht te Nieuwegein blijkt dat klager
mogelijk een allergie heeft voor bepaalde stoffen en daardoor gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Zolang klager met die stoffen niet in aanraking komt, is er geen reden hem niet te laten deelnemen aan de arbeid.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en met name klagers medische gegevens volgt dat hij niet volledig arbeidsongeschikt is verklaard in de inrichting waar hij thans verblijft. Zo lang klager niet in aanmerking komt met chromaten en anti
allergene schoenen zou dragen, kan hij werkzaamheden verrichten. Dat klager een verklaring heeft van een verpleegkundige uit een andere inrichting, waarin staat vermeld dat hij tot het einde van de detentie arbeidsongeschikt zou zijn, doet daar niet
aan
af, met name niet nu uit de toelichting door de inrichtingsarts valt af te leiden dat klagers gestelde allergie is onderzocht.
Arbeid wordt aan klager aangeboden om hem een zinvolle dagbesteding te bieden en heeft niet hetzelfde karakter of dezelfde functie als buiten de penitentiaire inrichting.
Nu niet aannemelijk is geworden dat bij het aanbieden van arbeid geen rekening wordt gehouden met klagers allergie, is de beroepscommissie van oordeel dat door of namens de inrichtingsarts niet onzorgvuldig is gehandeld en dit geen strijd oplevert met
de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven