Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3235/GB, 13 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3235/GB

Betreft: [klager] datum: 13 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H. Schaap, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 maart 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Almelo. Op 24 november 2009 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris verwijst ten onrechte naar het “Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen” waarin is vastgelegd dat gedetineerden die na de executie van hun vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland meer hebben, worden
geplaatst in speciaal daarvoor aangewezen inrichtingen. Het valt nog maar te bezien of klager na zijn detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft. Klager heeft tegen de beslissing waarin hij tot ongewenst vreemdeling is verklaard een
bezwaarschrift ingediend. Deze procedure loopt nog. Klager wil graag in een inrichting verblijven in het westen van het land zodat hij niet als vreemdeling van bezoek verstoken hoeft te blijven. Zijn vriendin woont in het westen van het land en heeft
geen financiële middelen om naar de andere kant van het land te reizen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft onrechtmatig in Nederland. Hij valt onder de vreemdelingenpolitie Twente. De Vreemdelingendienst heeft aangegeven dat klager na detentie wordt uitgezet naar Servië. Het instellen van bezwaar tegen de ongewenstverklaring heeft geen
schorsende werking tegen de beslissing om klager in de gevangenis Veenhuizen te plaatsen. Voor mensen met een strafrestant van vier maanden en minder is het detentiecentrum Alphen aan den Rijn aangewezen. Klagers strafrestant is meer dan vier maanden
en
voor hem is dan ook de gevangenis Veenhuizen aangewezen. Het belang van een gedetineerde om gebruik te maken van bezoekmomenten wordt erkend. In februari 2010 gaan de laatste vier maanden van klagers detentie in. In januari 2010 kan er een selectie
opgesteld worden en kan klager in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn worden geplaatst.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede
lid aanhef en onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

4.2. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Artikel 20b van de Regeling luidt: “1. In de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf hebben in
Nederland
in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. 2. De inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kunnen worden onderscheiden in: a. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden bedoeld als in het eerste lid met
een
strafrestant van ten minste vier maanden; b. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van minder dan vier maanden. 3. In inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen
kunnen tevens gedetineerden als bedoeld in het eerste lid worden geplaatst voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis vóór veroordeling in eerste aanleg. 4. Plaatsing in een andere inrichting of afdeling als bedoeld in dit artikel is in ieder
geval aangewezen als het gedetineerden betreft als bedoeld in artikel 20a.”

4.4. Klager voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20b, tweede lid aanhef en onder a, van de Regeling. Niet uitgesloten is dat gedetineerden die aan de hier genoemde vereisten voldoen, in een andere
gevangenis dan Veenhuizen worden opgenomen. Daartoe dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden. De door klager aangevoerde grond omtrent het bezoek van zijn vriendin kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. In
zijn
beroepschrift heeft klager nog aangevoerd dat bezwaar is ingediend tegen de ongewenstverklaring. Dit heeft geen schorsende werking. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden kan de bestreden beslissing niet als onredelijk
of
onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie wijst er op dat in januari 2010 een nieuw selectievoorstel kan worden gedaan opdat klager in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn zal worden geplaatst. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 13 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven