Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3228/GB, 13 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/3228/GB

Betreft: [klager] datum: 13 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Delft, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 februari 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Lelystad. Op 30 oktober 2009 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing om klager in Veenhuizen te plaatsen ver van zijn werkende vrouw en kinderen is onredelijk en onacceptabel. De reisafstand voor zijn vrouw en kinderen naar de gevangenis Veenhuizen is te ver. De treinreis duurt in totaal, heen- en
terugreis, 6 uur en de busreis 40 minuten. Volgens het Nederlands recht mag een gedetineerde niet meer dan 100 km van zijn familie verwijderd zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is geselecteerd voor de gevangenis Veenhuizen omdat hij geen verblijfstitel meer heeft en in verband met zijn lange strafrestant. In de gevangenis Veenhuizen is expertise beschikbaar ten behoeve van het voorbereiden van zijn terugkeer naar het
land van herkomst. In artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (wijziging in Strct. 23 maart 2009, nr. 56) is bepaald dat voor plaatsing in een inrichting die is aangewezen voor de bijzondere opvang van
strafrechtelijke vreemdelingen, vreemdelingen in aanmerking komen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Bij plaatsing in een inrichting voor
de bijzondere opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft de selectiefunctionaris slechts de keuze uit de inrichting voor langverblijvenden, de gevangenis Veenhuizen en die voor degenen die korter dan vier maanden strafrestant hebben te
ondergaan, detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Bij een gelijk aanbod van inrichtingen van eenzelfde bestemming zou het plaatsen in de buurt van de woonplaats van het bezoek een optie kunnen zijn. Deze keuzemogelijkheid is er in geval van plaatsing in
deze inrichtingen voor bijzondere opvang niet. Dit geldt ook voor andere inrichtingen met een specifieke bestemming. In het geval van klager is er geen sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat van plaatsing in een inrichting voor bijzondere
opvang moet worden afgezien. Inherent aan het creëren van deze bijzondere opvang is dat ander beleid, zoals het plaatsen in de eigen regio, wordt doorkruist. Het door klager genoemde recht op “family life” is geen absoluut recht en kan worden ingeperkt
door andere regelgeving, zoals de Pbw.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede
lid aanhef en onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Artikel 20b van de Regeling luidt: “1. In de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden vreemdelingen geplaatst die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf hebben in
Nederland
in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. 2. De inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen kunnen worden onderscheiden in: a. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden bedoeld als in het eerste lid met
een
strafrestant van ten minste vier maanden; b. inrichtingen of afdelingen voor gedetineerden als bedoeld in het eerste lid met een strafrestant van minder dan vier maanden. 3. In inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen
kunnen tevens gedetineerden als bedoeld in het eerste lid worden geplaatst voor de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis vóór veroordeling in eerste aanleg. 4. Plaatsing in een andere inrichting of afdeling als bedoeld in dit artikel is in ieder
geval aangewezen als het gedetineerden betreft als bedoeld in artikel 20a.”

4.4. Klager voldoet aan de vereisten voor plaatsing in een inrichting als bedoeld in artikel 20b, tweede lid aanhef en onder a, van de Regeling. Niet uitgesloten is dat gedetineerden die aan de hier genoemde vereisten voldoen, in een andere
gevangenis dan Veenhuizen worden opgenomen. Daartoe dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden. De door klager aangevoerde gronden omtrent het bezoek van zijn vrouw en kinderen kunnen niet als dergelijke bijzondere omstandigheden worden
aangemerkt. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 13 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven