Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2595/GA, 12 januari 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2595/GA

betreft: [klager] datum: 12 januari 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis Grave,

gericht tegen een uitspraak van 3 september 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn [...] [...], respectievelijk unit-directeur en juridisch adviseur bij de p.i. Noord-Brabant Noord, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was voorgedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van de directeur om klager zijn penitentiair dossier in te laten zien.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft inzage gehad in zijn penitentiair dossier. In dat dossier bevonden zich niet alle stukken die klager wenste in te zien. Hem is géén inzage geweigerd. De stukken die hij in wenste te zien, betroffen de stukken in verband met de indicatie
van
klager voor plaatsing op een bijzondere zorgafdeling (b.z.a.-afdeling). Die stukken worden niet opgenomen in het penitentiair dossier maar bevinden zich bij de inrichtingspsycholoog. Omdat klager aangaf de b.z.a.-gegevens in te willen zien, is hij door
medewerkers van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) verwezen naar de psycholoog. In de ogen van de directeur is er daarom geen sprake van een weigering om inzage te geven in het penitentiair dossier. De inrichting vraagt, als een
gedetineerde het dossier wil inzien, altijd naar de reden daarvoor. In dergelijke gevallen moeten de stukken immers eerst geanonimiseerd worden.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit hetgeen door de directeur ter zitting naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat klager om inzage heeft verzocht van stukken welke betrekking hadden op de b.z.a.-indicatie van klager. Aan klager is vervolgens medegedeeld dat die
stukken zich niet in het penitentiair dossier bevonden maar dat deze werden beheerd door de inrichtingspsycholoog. Gelet daarop kan de aangevochten beslissing – welke wordt geacht te zijn genomen namens de directeur – niet worden gezien als een
weigering van een inzage waarop klager recht heeft. Het beroep van de directeur is daarom gegrond. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 januari 2010

secretaris voorzitter

Naar boven