nummer: 09/3370/GV
betreft: [klager] datum: 5 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 25 november 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek is afgewezen vanwege twee vervolgvonnissen. Klager heeft echter geen vervolgvonnissen. Ook bij de inrichting is hierover niets bekend. Klager meent dat sprake is van bijzondere omstandigheden op
grond waarvan een strafonderbreking mogelijk zou zijn. Er heeft geen zorgvuldige afweging plaatsgevonden. De detentie wordt op grond van artikel 2 van de Pbw zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij.
Aan een gedetineerde worden geen andere beperkingen opgelegd dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of de orde of veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn. Het doel van vrijheidsbeneming is resocialisatie. Het verlenen van
strafonderbreking is dienstbaar aan de voorbereiding van klagers terugkeer in de maatschappij. Klager is jaren bezig geweest om de opdrachten te verwerven. Het verlof is nodig om het voorbereidingsproces in samenwerking met de architecten en planologen
verder uit te werken, zodat na de detentie het werk kan starten. Zelfs bij doorfasering per 15 februari 2010 of zoveel eerder of later, zouden de vervolgwerkzaamheden tijdens de regimaire weekendverloven verder ter hand kunnen worden genomen.
Namens de Staatssecretaris is op het beroep als volgt gereageerd. In de bestreden beslissing is abusievelijk opgenomen dat er sprake is van twee vervolgvonnissen. Klager heeft zich op 9 september 2009 gemeld voor het ondergaan van een gevangenisstraf
van 720 dagen, conform de uitspraak van 13 februari 2007. Het gedetineerd zijn heeft tot gevolg dat klager zijn externe werkzaamheden niet persoonlijk kan voortzetten. Klager had een vervanger moeten regelen. Bovendien is geen sprake van een dringende
zakelijke aangelegenheid.
Klager heeft eerst verzocht om een tweewekelijkse strafonderbreking van twee dagen in verband met een noodzakelijk structureel persoonlijk contact met diverse partijen om diverse projecten verder uit te werken. Vervolgens heeft klager verzocht om twee
weken strafonderbreking. De bestreden beslissing is zorgvuldig genomen en niet onredelijk of onbillijk.
Op klagers verlofaanvraag heeft de directeur van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon negatief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 720 dagen met aftrek, wegens het niet geven van inlichtingen bij faillissement en bankbreuk. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 oktober 2010.
Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat
niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking eenmalig worden verleend wegens dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke
aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
De beroepscommissie is van oordeel, dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat voor de te nemen zakelijke beslissingen, klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager wist dat hij een
gevangenisstraf diende uit te zitten en kennelijk geen regeling heeft getroffen voor zaakwaarneming. Door geen voorbereidingen te treffen voor zijn vervanging tijdens de detentie, heeft klager zichzelf in een lastige situatie gebracht en kan niet meer
worden gesproken van dringende omstandigheden van zakelijke aard. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 5 januari 2010
secretaris voorzitter