nummer: 09/2849/JA
betreft: [klager] datum: 18 december 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1991], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 oktober 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Sprengen te Zutphen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 november 2009, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, zijn gehoord klager en[...], jurist bij De Sprengen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het aan klager opgelegde ‘verzwaarde UC-programma’ voor de duur van twee weken wegens een positieve urinecontrole.
De beklagrechter heeft het beklag formeel gegrond en voor wat betreft de strafmaat materieel gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 52,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zijn klacht is te laat door de beklagrechter behandeld. De klacht is ingediend op 24 maart 2009 en op 26 augustus 2009 is hij rogatoir gehoord. De beklagrechter heeft op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan.
De aan hem toegekende tegemoetkoming is te laag. Hij heeft twee weken lang op zijn kamer verbleven en daar hoort een tegemoetkoming van € 105,= bij.
Klager had al heel lang niet geblowd en heeft om die reden om een contra-expertise gevraagd. De dienstdoende groepsleider heeft klager gezegd dat een contra-expertise niet mogelijk was. Klager is er verder niet meer achteraan gegaan. Hij had zijn
klacht
inmiddels ingediend en ook een briefje voor de maandcommissaris ingevuld.
Het ‘verzwaarde uc-programma’ hield in dat hij op kamer verbleef en alleen maar naar school mocht. Na school werd hij weer op kamer ingesloten. ’s Ochtends en ’s avonds mocht hij een half uurtje luchten. Hij zag personeelsleden als zijn eten op kamer
werd gebracht en als hij iets nodig had.
Op 22 juni 2009 is hij overgeplaatst naar j.j.i. Harreveld.
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beschikking waarbij klager het ‘verzwaarde uc-programma’ is opgelegd is niet meer terug te vinden. Alleen de uitslag van de urinecontrole is overgelegd. Het kan zijn dat er in zijn papieren dossier nog stukken zitten, maar dit dossier bevindt zich
nu
in j.j.i. Harreveld en is niet beschikbaar voor de directeur. In klagers elektronisch dossier staan geen verdere relevante gegevens. Er is niet netjes gerapporteerd.
Nu de tweede urinecontrole eveneens positief was, gaat de inrichting ervan uit dat klager had geblowd en een disciplinaire straf had verdiend. De inrichting is het met de beklagrechter eens dat klager terecht een disciplinaire straf van een week is
opgelegd. Een disciplinaire straf van twee weken was te lang.
Ten tijde van de beslissing werd er met losse briefjes gewerkt, waaruit niet goed kon worden opgemaakt of er nu een straf of een maatregel was opgelegd. Inmiddels is in april/mei 2009 het beleid/systeem herzien en wordt nu conform de Bjj aan de
jongeren
meegedeeld welke straf/maatregel is opgelegd. Dit nieuwe beleid/systeem is ingevoerd na een aantal van dit soort beklagzaken.
Een ‘verzwaard uc-programma’ wordt niet meer opgelegd. Voor softdrugs gebruik wordt nu een disciplinaire straf van twee dagen opgelegd. Na vijf positieve urinecontroles, wordt er een plan opgesteld en wordt bijvoorbeeld een behandeling bij Tactus
aangeboden.
Dat klager een contra-expertise zou zijn geweigerd, is niet voorstelbaar. Een contra-expertise is altijd mogelijk.
3. De beoordeling
In artikel 72, eerste lid, Bjj wordt vermeld dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd.
Klager heeft op 19 maart 2009 beklag ingediend en is op 26 augustus 2009 rogatoir gehoord. De beklagrechter heeft op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan.
De beroepscommissie overweegt dat de wetgever weliswaar geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 72, eerste lid, Bjj vermelde termijn heeft verbonden, maar acht het van belang en zeer wenselijk dat zo spoedig mogelijk wordt beslist op
een beklag en dat alle bij de procedure betrokkenen zich daartoe inspannen.
De beklagrechter heeft het beklag op formele gronden en voor wat betreft de strafmaat gegrond verklaard en materieel verder niet expliciet op het beklag beslist.
De beroepscommissie vat dit op als het voor het overige impliciet materieel ongegrond verklaren van het beklag en vat het beroep van klager op als gericht tegen de impliciet materieel ongegrondverklaring van het beklag en de hoogte van de toegekende
tegemoetkoming.
Uit de stukken kan niet worden opgemaakt of aan klager een disciplinaire straf, een ordemaatregel of een doseerprogramma is opgelegd. Beschikking(en) en/of onderliggende stukken ontbreken, zodat niet kan worden nagegaan of klager is gehoord, de
beslissing aan hem is meegedeeld en op welke gronden de/het disciplinaire straf/ordemaatregel/
doseerprogramma is opgelegd.
Door de inrichting is erkend dat toentertijd niet is voldaan aan de door de Bjj voorgeschreven formele eisen.
De beroepscommissie is van oordeel dat een enkele print, waarop klagers naam, een datum en een slecht leesbare THC-waarde zijn vermeld, onvoldoende grond vormt voor oplegging van de/het opgelegde disciplinaire straf/ordemaatregel/doseerprogramma voor
de duur van twee weken, waarbij de inrichting er overigens vanuit gaat dat aan klager een disciplinaire straf van twee weken is opgelegd.
Voorts is door de inrichting aangegeven dat het thans in de inrichting gebruikelijk is om bij een te hoge THC-waarde een disciplinaire straf van twee dagen op te leggen.
De beroepscommissie zal, het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, klagers beroep voor wat betreft de impliciete ongegrondverklaring van het beklag en de hoogte van de tegemoetkoming gegrond verklaren. Zij zal in zoverre de
uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog geheel materieel gegrond verklaren.
Zij acht daarbij een tegemoetkoming van € 140,= passend en geboden.
Overigens heeft de beroepscommissie ter zitting kennis van genomen van de mededeling namens de directeur dat sinds april/mei 2009 bij de oplegging van disciplinaire straffen, ordemaatregelen en doseerprogramma’s wel wordt voldaan aan de eisen als
gesteld in de Bjj.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart voor wat betreft de impliciete materiële ongegrondverklaring van het beklag en de hoogte van de tegemoetkoming het beroep gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog
materieel geheel gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. H.M.S. Cremers en prof. dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 december 2009
secretaris voorzitter