Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/2396/GA, 18 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/2396/GA

betreft: [klager] datum: 18 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 augustus 2009 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2009, gehouden in de locatie De Marwei, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van voornoemde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat stelselmatig celinspecties plaatsvinden, waardoor sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De voorzitter van de beklagcommissie heeft de schijn van partijdigheid tegen omdat hij ook werkzaam is als landelijk coördinator bij het openbaar ministerie. Tot één week van de uitspraak van de beklagcommissie, werden dagelijks celinspecties
uitgevoerd. Volgens artikel 34, eerste lid, van de Pbw dient de directeur eerst een belangenafweging te maken voordat een celinspectie plaatsvindt. Er was geen noodzaak om klagers cel dagelijks te inspecteren. Klager is op 17 juni 2009 vanuit de PI
Vught overgeplaatst naar de locatie De Marwei vanwege goed gedrag. De ontvluchtingspoging, zonder toepassing van geweld, dateert van januari 2008. Sindsdien gedraagt klager zich goed. Klager woont negen jaar in Nederland en studeert nog steeds. Nu
wordt klagers cel gemiddeld twee keer per week geïnspecteerd. Hij krijgt niet te horen wanneer een inspectie is geweest, maar merkt dat wel aan zijn spullen die hij heel precies neerzet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had het profiel ‘hoog’ op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk gevaar (lijst GVM) als bedoeld in de circulaire met betrekking tot gedetineerden met vlucht- /maatschappelijk gevaar. Vanwege de vluchtpoging en de gegevens over
het
delict is besloten om klagers cel regelmatig te inspecteren. De directeur rapporteert maandelijks aan het landelijk Operationeel Overleg (OO) over klagers gedrag in de inrichting. Inmiddels is sinds kort het profiel van klager verlaagd naar 'verhoogd’.
Er vinden nog steeds celinspecties plaats; het aantal celinspecties is echter verminderd.

3. De beoordeling
Door klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende onafhankelijk is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klager klaagt over het feit dat stelselmatig celinspecties plaatsvinden en beroept zich daarbij op artikel 8 van het EVRM. In voornoemd artikel is het recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer opgenomen. In het tweede lid van voornoemd artikel
staat vermeld dat het recht daarop kan worden beperkt, voor zover daarin onder andere bij wet is voorzien. De wettelijke regeling in artikel 34, eerste lid, van de Pbw kan worden beschouwd als een geoorloofde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Gezien het vorenstaande is er een deugdelijke basis om celinspecties te doen laten uitvoeren.

De toepassing van (ingrijpende) maatregelen – waaronder ook celinspecties – kent vaak een maximum duur. Bij de toepassing daarvan moet een beperking worden aangebracht in de periode waarin de (ingrijpende) maatregelen plaatsvinden. Dit uitgangspunt
ligt
ook ten grondslag aan de Pbw. In dit geval wordt geklaagd over de celinspecties in de periode van 27 juli 2009 tot 21 augustus 2009. De beroepscommissie acht voornoemde periode – in het bijzonder nu er sprake is geweest van tussentijdse heroverweging
door de directeur –voldoende beperkt in het licht van de ingrijpendheid van de maatregel.

De volgende vraag in het onderhavige geval is of aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. De enkele verwijzing naar het profiel ‘hoog’ als bedoeld op de lijst GVM kan niet het hoog frequent en stelselmatig inspecteren van een
cel
rechtvaardigen. De directeur dient daartoe een belangenafweging te maken. Echter, dat betekent niet dat per afzonderlijke celinspectie een belangenafweging moet plaatsvinden. De belangenafweging houdt in dat de directeur regelmatig dient te
heroverwegen of de celinspecties in de gegeven omstandigheden nog steeds noodzakelijk zijn. Ter zitting is gebleken dat de vluchtpoging van klager voor de directeur voldoende grond vormde om celinspecties te doen uitvoeren. Immers, klager verbleef een
relatief korte tijd (vanaf medio juni 2009) in de locatie De Marwei. Bovendien is van een nieuwe belangenafweging door de directeur wel degelijk gebleken. Zo is de verlaging van het risicoprofiel en de daarmee volgende frequentieverlaging van de
celinspecties mede het gevolg van de inlichtingen die de directeur aan het OO heeft verstrekt.

Gelet op al deze omstandigheden is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van schending van artikel 8 van het EVRM. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Coumans en L. Diepenhorst MPA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 december 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven