Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3144/GV, 15 december 2009, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3144/GV

betreft: [klager] datum: 15 december 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.R. Stolk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 november 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil een laatste keer zijn oma bezoeken. Het gaat niet goed met haar. Zij is dementerende en iedere dag kan haar laatste zijn. Klager is door zijn oma opgevoed. Hij is haar dankbaar voor alles wat
ze voor hem heeft gedaan. Dit heeft hij haar nooit kunnen vertellen. In de drie jaar dat hij in detentie zit, heeft klager hier goed over kunnen nadenken. Hij is volwassen geworden en vraagt om een kans om zijn spijt en dankbaarheid jegens zijn oma te
betuigen. Deze mogelijkheid bestaat hoogstwaarschijnlijk niet meer op het moment dat klager in vrijheid wordt gesteld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een fictieve einddatum van 15 juni 2016 en staat op de lijst gedetineerden met een vlucht en maatschappelijk risico. Dit betekent dat klager met bijzonder transport vervoerd moet worden. Dit betreft het zogenaamde BOT-transport waar
meerdere personeelsleden en auto’s nodig zijn. Uit de bezoeklijst van de p.i. De Geniepoort blijkt dat klagers oma in de periode van 24 maart 2009 tot 19 november 2009 niet bij hem op bezoek is geweest.
Klager heeft aangegeven dat het hem niet uitmaakt of zijn oma hem nog begrijpt, het gaat hem er om zijn eigen rust te vinden. De risico’s die een transport als nodig in deze met zich brengt zijn te groot om enkel aan klagers gemoedrust tegemoet te
komen.
De stelling van klagers raadsman dat de hereniging van klager met zijn oma een positieve uitwerking zal hebben op beide partijen en dat het oma goed zal doen haar kleinzoon te zien wordt op geen enkele wijze met medische bescheiden onderbouwd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft aangegeven dat klager is opgenomen op de lijst van vlucht- en gemeenvaarlijke gedetineerden, er sprake is van een transportprobleem vanwege mogelijk liquidatiegevaar en dat klager door de
rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar wegens moord. Zijn fictieve v.i.-datum is 15 juni 2016. Er wordt op humanitaire gronden positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits gebruik gemaakt wordt van BOT-vervoer.
De advocaat-generaal bij het ressortparket heeft aangegeven ondanks het gebruik van BOT-vervoer bezwaar te hebben tegen het verlenen van incidenteel verlof gezien de ernst van het feit, de mogelijke confrontatie met nabestaanden en onvoldoende medische
onderbouwing.
Op 29 oktober 2009 is door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie een positief advies uitgebracht voor een omgekeerd bezoek van klager aan zijn oma, gezien de slechte medische toestand van de oma.

3. De beoordeling
Klager heeft beroep in cassatie ingesteld. Zijn fictieve einddatum is thans bepaald op 15 juni 2016.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 23 van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan -voor zover hier aan de orde- een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende grootouder van de gedetineerde.
Hoewel niet is gebleken dat sprake is (geweest) van een intensief contact tussen klager en zijn oma, is het in beginsel en onder voorwaarden mogelijk in een dergelijk geval incidenteel verlof te verlenen. Hierbij dient echter de noodzaak voor een
incidenteel verlof te worden aangetoond en mag geen sprake zijn van overheersende contra-indicaties. In de stukken bevindt zich een verklaring van de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie waarin wordt geadviseerd, gezien de slechte medische
toestand van de grootmoeder, klager een bezoek aan haar te laten brengen. Niet valt daaruit af te leiden dat sprake is van levensgevaar of ernstige psychische nood. Het had op de weg van de selectiefunctionaris gelegen hier nader onderzoek naar te
laten
verrichten. De opgegeven reden waarom een bezoek aan de grootmoeder moet worden gebracht houdt echter niet de in de Regeling bedoelde noodzaak in. Het belang van klager weegt in dit geval minder zwaar gezien de inspanningen die moeten worden geleverd
en
kosten die moeten worden gemaakt voor het bezoek en de risico’s die dat oplevert voor de samenleving. Zo is er sprake van een geruchtmakend delict en de mogelijkheid tot confrontatie met de nabestaanden is aanwezig. Daarnaast bestaat er een ernstig
gevaar voor klager, gezien de opmerkingen met betrekking tot liquidatiegevaar. Tot slot wordt overwogen dat klager zich in voorlopige hechtenis bevindt en de fictieve einddatum van zijn detentie is bepaald op 15 juni 2016. Bovenstaande in onderlinge
samenhang bezien, heeft de Staatssecretaris het verzoek kunnen afwijzen. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 december 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven